heven en groote gedachten aanschouwelijk te maken in het drama dat voor ons ontwikkeld wordt, om zin en smaak voor het schoone en goede aan te kweeken. Men kan en moet putten uit het werkelijke leven, zonder het platte en alledaagsche over te nemen. Men moet de gronddenkbeelden weten af te zonderen, te zuiveren en te verheffen, zonder onnatuurlijk en overdreven te worden. Doch daartoe behoort men het talent en de ontwikkeling, de schitterende verbeelding, de edele dichterlijke opvatting van Mrs. marsh te bezitten, en zonder deze gaven moest men niet zoo veel papier met letters bedekken. Gaarne gaven wij hier een overzigt van die boeijende, wegslepende tooneelen, zoo vol leven en handeling, vol ziel en poëzij; maar de lezer hebbe het volle genot van de belangwekkende geschiedenis, zoo vol diepe menschenkennis en Evangelieschen zin geschreven. De karakters zijn uitmuntend geteekend; de misdadige is geen duivel, de godvruchtige is geen engel; maar de misdadige grijpt elke verzoeking aan, in plaats van die te
vlieden, en zinkt steeds dieper; de godvruchtige kan ook wankelen en mistasten, maar overwint en past op in den bangen levensstrijd. De Natuurbeschrijving is bevallig en rijk, de omgevingen zijn natuurlijk en wèlgekozen, bij al het vreemdsoortige van den zamenloop der omstandigheden. Zoo de Schrijfsters, die hier te Lande allengs beginnen te vermenigvuldigen, deze Engelsche zuster op zijde wisten te komen in die diepte en kracht van gevoel, die helderheid van blik en verhevenheid van opvatting - zij zouden onze Tijdschriften niet langer opvullen met vertelsels zonder ziel en merg, zonder kracht en leven; flaauwe, ziekelijke beeldjes, die als beuzelende saletjuffers verschijnen en verdwijnen, zonder iets gedaan of gezegd te hebben, dat niet honderd- en duizendmaal veel beter gezegd is. Mrs. marsh geeft ook tooneelen uit het huiselijk en gezellig leven; maar gij zult er niet van walgen, zij zullen niemand vervelen, omdat de teekening geene flaauwe, onzekere omtrekken toont, maar fiks en degelijk is, en, in verband met groote gebeurtenissen, zin en nadruk heeft. De vrouwen zijn hier geene overspannen heldinnen, noch ook van die wegkwijnende, smeltende schepseltjes, die zoo bitter vervelend zijn. De vrouw treedt hier op in hare stille, eenvoudige waardigheid, altijd als diepgevoelig, liefhebbend gemoed, zoo wel de wilde hester
1