genomen; de Naam des Heeren zij geloofd!’ Zoo blijven zij aan zich-zelven gelijk en aan hunne roeping getrouw, en worden op hunne beurt geholpen door eenen man dien zij vroeger, toen hij in nood verkeerde, hebben bijgestaan. Men krijgt die menschen lief, en verblijdt zich als 't hun weder wèlgaat.
Daar tegenover staat het huisgezin van renard. Die familie heeft zich geheel aan de dienst der wereld overgegeven. Man en vrouw gaan beide hun eigen weg, bederven gezamenlijk hunne kinderen, en volgen hunne lusten toomeloos op, en het einde van allen is afgrijselijk.
Hoe de ligtzinnigheid somwijlen tot staan komt en zich verbetert, wordt voorgesteld in hooghuis, na zijn verboden minnehandel met Jufvrouw renard.
Het ontbreekt hier volstrekt niet aan effectmakende tooneelen, maar zij zijn te sterk gekleurd. De ondeugd is hier niet gesluijerd, en somtijds wel eens te veel ontkleed. De Schrijver verhaalt gemakkelijk, en houdt de aandacht gaande, zoodat men geneigd is door de vingeren te zien als hij overdrijft; maar wij kunnen dat toch niet goedkeuren. Bij nadenken zal ieder die het verhaal leest erkennen: dat de zamenvoeging van zoo veel onzedelijks niet regel maar uitzondering is - en wat baat de voorstelling van deze? Doch de romanlezer zegt misschien: ‘als 't verhaal mij bezig houdt, mij verrast, en mijne verbeelding spant, ben ik voldaan’. Welnu, hij volge dan zijnen smaak. Doch moge hij dan ten minste het voorbeeld van den braven schotman in zijn hart bewaren!