menschen, de Geschiedenis, de algemeen menschelijke bewustheid, de stoffelijke Natuur.
Aangenaam verrassend is de rijkdom van verwijzingen naar elke van deze bronnen, die de ontwikkeling dezer schets ons dan doet aanschouwen. Zulke zamenvoegingen van 't geen in de H. Schrift overal zonder stelselmatige orde verspreid ligt, zijn reeds op zich-zelve, afgezien van 't geen er verder uit afgeleid wordt, bij uitnemendheid leerrijk en vruchtbaar: zij leeren ons den rijkdom van het Boek der boeken, ook in die opzigten waaraan wij tot nog toe geene opmerkzaamheid wijdden, telkens hooger schatten, en openen ons menige aanleiding tot een dieperen blik ook op 't geen wij onderstelden ons reeds volledig genoeg bekend te zijn. Wat hier besproken wordt, is voornamelijk het groot aantal van zoogenoemde Gelijkenissen van jezus, naar de aangewezene indeeling. Nevens de beschouwing van eenige bijzondere gezegden die onder de rubriek der gelijkenissen niet vallen, moest de S. zich tot déze wel bepalen. Eene geheele uitputting van zijn onderwerp ware uit den aard der zaak onmogelijk. Immers de taalzelve, inzonderheid in de levenvolle uitdrukking eens volksleeraars, draagt voor den opmerkzamen beschouwer in schier alle naam- en werkwoorden, ook der meest afgetrokkene beteekenis, de sporen in zich van hare afkomst - zijnde alle die benamingen door overdragt van het gebied der zigtbare schepping, die de eerste gelegenheid ter taalvorming aanbood, ontstaan. En daar de taal in hare echt-natuurlijke aanwending niet een bloot afscheidbare vorm is ter aanduiding van de beteekende zaak, maar vorm en inhoud hier innig zamenhangen, zoude, indien ook deze waarheid hier toegepast werd, het gebied van voormeld onderzoek geheel onbegrensd zijn.
Heeft dus de S. in zijne afperking van de stof der behandeling zich te regt naar de populaire opvatting van ‘de natuurlijke wereld’ geschikt, het was van eene Verhandeling in het opzettelijk populaire Tijdschrift Waarheid in Liefde niet anders te verwachten. De gelijkenissen worden vervolgens nader in hare beteekenis en strekking verklaard, op des S. bekende hoogst duidelijke wijze: wij aarzelen echter niet te beweren dat hier en daar, b.v. op bl. 59, in de verklaring van joh. xii:24, en elders, de diepte der opvatting aan de bevattelijkheid der uitdrukking ten offer gebragt is.