op de straten, tegen de Heeren en andere dienaars, en mede tegen elkander vechterij, kijfachtige woorden en andere onzedigheid te bedrijven’, zoo wordt verboden zich hieraan in het vervolg schuldig te maken (bl. 11).
Onder de opschriften: ‘lijden en geloofsmoed’, worden nu tafereelen geleverd van vervolgingen en verdrukkingen, in vuile kerkers, met schaars toegedeeld voedsel, aanvechtingen en bedreigingen van den eenen, beloften van den anderen kant, het verlangen naar gade en kroost, dikwijls onverzorgd achtergelaten, gevolgd door martelingen en pijnigingen, die gewoonlijk in den dood door zwaard of vuur eindigden. Dat er niet veel noodig was om iemand in de handen der vervolgers te doen vallen, zien wij uit het (bl. 20) medegedeelde omtrent zekeren cornelis pietersz., ‘die veroordeeld werd om strengelijk gegeeseld en daarna verbannen te worden, omdat hij, toen zijn oom jakob stoelweck, in zijn leven Pastoor van de Vaart, overleden was, als zijn medeërfgenaam gevonden en onder zich gehouden had onderscheiden boeken van luther, karlstad, melanchton en meer andere gereprobeerde auteurs, zoowel in druk als geschreven, en in eenige van die had gelezen; terwijl hij zich verontschuldigde met te zeggen, dat hij niet had geweten aan wien hij ze ter hand stellen moest.’
Maar indien het hart wegkrimpt bij de beschouwing van het ligehamelijk en geestelijk lijden dier martelaren, wij verheugen ons over de standvastigheid onder de verdrukkingen, die ons de eerste tijden des Christendoms herinnert. Bezweken al sommige, andere waren door banden, pijn noch dood aan het wankelen te brengen. Hen, die op de bedreiging ‘van verbrand te zullen worden’ blijmoedig spraken: ‘die mij waardig acht om zijns naams wil met geduld te lijden, zal mij ook wel begenadigen, dat ik de pijnlijkheid des vuurs zal kunnen verdragen’; - die op de vraag: ‘hoe zij met zulk eene zware keten geboeid, slapen, eten of drinken konden’? ten antwoord gaven: ‘zij zijn mij eerlijk; ik acht ze dierbaarder dan gulden ketenen, gouden ringen en andere diergelijke kostbare juweelen’; - die naar de strafplaats gaande, hunnen medegevangenen om het geloof in den Heere jezus toeriepen: ‘lieve broeders! ik heb mijn voet nu gezet op den dorpel des martelaarschaps; hebt goeden moed als sterke helden van