die door de geheelc wereld is beroemd geworden, en wiens hoofdwerk, met de eere der onsterfelijkheid gekroond, in alle Europesche en ook in Oostersche talen gelezen wordt. Thans wordt ons uit de overige schriften des vereeuwigden mans, in den vorm van een Handboekje, dit uittreksel aangeboden. Het is verzameld door een vromen Duitscher, gerhard tersteegen, door zijne tijdgenooten vader tersteegen genoemd. Hij werd den 25sten November 1697 te Meurs in Westphalen geboren, en was een eenvoudig burgerman, die van zijn handwerk leefde, maar een waar menschenvriend, en vroom Christen, wiens gebeden niet minder gezocht waren dan zijne aalmoezen, en die, door zijne geschriften, godsdienstige liederen en uitgebreide briefwisseling, een grooten invloed, vooral op het volk, heeft uitgeoefend.
Men vindt hier eerst: een klein a b c in de school van christus, in drie-en-twintig lessen; allen puntig en kernachtig, b.v.: Labore et dolore - door werken en lijden, door zuchten en weenen gewint men het rijk Gods; wellust en trots verjagen uit het paradijs. Verder bevat het boekje een vijf-honderd-tal korte spreuken, die in het leven grijpen, en het kunnen veredelen; terwijl zij den Christen van de wereld, voor zoo verre deze in 't booze ligt, aftrekken en ten hemel trachten op te voeren. 't Is een Handboekje dat men bij zich kan dragen, bij gelegenheid opslaan, en waar het oog valt, vindt het wat goeds. Zie hier daarvan enkele proeven.
‘71. Te waken over de zinnen is eene bron van reinheid, eene (een) tuchtmeester des vredes, eene binnenkamer vol gebeds.
115. Die goed nieuws wil hooren, die hoore christus vertellen van het koningrijk der hemelen.
263. God eischt niet dat gij uw ligchaam kwelt, maar dat gij uwe hartstogten bedwingt.
327. In de lantaren geplaatst behoudt het licht zijn glans en gloed; zet men het daarbuiten, dan wordt het door de minste windvlaag uitgebluscht.
358. Spreek weinig, en antwoord bescheiden. Beter is het te zwijgen dan onvoorzigtig te spreken. Wees gaarne in uwe binnenkamer, of, als gij dat niet vermoogt, waak althans over uwen mond.
414. Het is geen wonder, dat eene godvruchtige ziel zich