kingen, geene schoolsch-dogmatische ontwikkeling; neen, slechts eene zachte, wij zouden haast zeggen, naïve voorstelling van jezus' Leven, zoo als die voor den geest en het gemoed van jonge lieden zeker het aangenaamst en doelmatigst is.
Laat ons van de Schrijfster-zelve vernemen wat zij omtrent haren arbeid mededeelt: ‘Uit eigene behoeften’ - zegt zij - ‘die van anderen afleidende, heb ik zoo veel mogelijk getracht eene geregelde en aaneengeschakelde beschouwing van de ons bekende lotgevallen en daden onzes Heeren te geven. Het evenzeer wenschelijk achtende, door eene juiste plaatselijke beschrijving de aanschouwelijkheid te bevorderen, heb ik gemeend er eene kaart van Palestina te moeten bijvoegen. Ook heb ik getracht het hoofddenkbeeld: “jezus christus, Gods Eengeboren Zoon, beloofd aan de vaderen, in de volheid des tijds verschenen als de Zaligmaker der wereld”, levendig in het oog te doen vallen, door boven elke afdeeling een toepasselijken tekst uit het Oude Testament te plaatsen, waardoor het heerlijke verband tusschen het Oude en Nieuwe Verbond zoo zeer uitkomt.
Mijne overtuiging omtrent punten, waarover onvermijdelijk geschil onder geleerden bestaat, heb ik onderworpen aan het oordeel van een Godgeleerde, die mij zijne voorlichting bereidvaardig had toegezegd, en daarna vrijmoedig geschreven, met het oog op God, Wiens genadige liefde eens alle dwaling zal oplossen in het triomflied ter eere van Zijnen Eengeboornen.’
De uitvoering heeft hare hoop niet beschaamd. Wij althans hebben haar boek met welbehagen gelezen. Eenvoudig en helder is hare voorstelling, de stijl gekuischt, en waardig aan het onderwerp. Niet enkel jonge lieden, maar ook ouderen van dagen, die geene wetenschappelijke werken in handen krijgen, zullen het met vrucht en voordeel lezen. Johanna heeft hare taak zóó afgewerkt, dat zij door 't eenvoudige der opvatting alle tegenspraak den pas heeft afgesneden. Zij geeft het water zoo als zij het uit de bron geschept heeft; is 't wonder dat het zijne klaarheid behoudt! Ook zijn hare opmerkingen zóó juist, dat ze over het algemeen wel bijval moeten vinden.
Wij wenschen johanna geluk met dit werk, dat haren aangenomen naam in eere zal brengen onder de menschen, en in haar-zelve zal het loon groot zijn, wanneer de Heer haar