Nu en dan vonden wij redenen tot aanmerking; enkelen daarvan laten wij volgen.
De aanmerking onder bl. 44: ‘namelijk uit voorzorg tegen vergiftiging’, begrijpen wij niet, en nog minder hoe van dissel er toch aan gekomen is. Hoe zou potifar het bestuur van zijn gansche huis aan iemand hebben opgedragen van wien hij duchtte dat hij hem vergeven zou? - De zaak ligt eenvoudig in de Egyptische spijswetten.
De treffende rede van juda voor jozef is door de bekorting ten eenenmale verlamd.
De aanmerking op het verhaal van de verschijning des Engels aan bileam had, naar het ons voorkomt, wel weggelaten kunnen worden. De wonderen uit dat tijdperk laten zich voor de jeugd niet beredeneren. Daarenboven zijn wij met ophelderende onweders niet sterk ingenomen. In het laatst der vorige eeuw hadden de uitleggers die alles door de Natuur verklaarden, tot in het onnatuurlijke toe, ongemeen veel met onweders op. Zij lieten, b.v., om henoch's wegneming natuurlijk te verklaren, hem door den bliksem doodslaan. - Het heugt ons ook nog, dat men, om het wonder weg te nemen, den donder op den weg naar Damaskus tot saulus Hebreeuwsch deed spreken.
Door inkorting benadeelt van dissel het naïve van 1 sam. xxi. Minder getrouw aan den oorspronkelijken tekst geeft hij deze woorden (bl. 183): ‘Ook gaf hij hem het zwaard van goliath omdat david geene wapenen had. (Dit nu zag een man, de aanzienlijkste onder de herders van saul, wiens naam was doëg, een Edomiet.)’ Zoo als de oorspronkelijke Schrijver het verhaalt, vroeg david een zwaard ter leen, omdat hij doëg ontdekte, en in de nabijheid diens mans voor zijne veiligheid vreesde.
Hier en daar hebben wij met leedwezen het een en ander gemist, dat er, naar ons oordeel, behoorde gevonden te worden; bij voorbeeld: de triomfliederen, en vooral het zegelied van mozes na de redding uit de hand des Egyptischen Konings. Zulke liederen mag men der jeugd wel in handen geven. Schift men ze uit, om eenvoudigheid te bevorderen, dan handelt men, dunkt ons, als een tuinier, die, om zijn tuin eens regt eenvoudig te maken, de bloemen uitroeit.
Onze aanmerkingen doen den Schrijver zien, dat wij met