Winteravond-vertellingen door H.C. Andersen. Vertaald door C.M. Mensing. Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. 1853. f 1-25.
Eens trok een juweeltje van andersen mijne aandacht in de kleine boekerij van een kind. De jeugdige eigenaar was er nog al mede in zijn schik; doch papa en mama hadden 't zoo laf gevonden, en dáárom was 't aan hém gegeven. Het was dan ook maar een vertelsel van een arm klein eendje! - Zulke papaas en mamaas zijn er wel meer, en die zouden matthias claudius óók wel ter zijde schuiven. Voor dezulken zijn ook déze Winteravond-vertellingen niet geschreven. Maar wie het orgaan heeft om de bevallige, reine gedachtebeelden van eene dichterlijke ziel te vatten, en een uitnemend humor te verstaan; wie met meesterhand de fijnste schakeringen des gevoels, de dwalingen van het hart, en de toestanden uit verschillende levensverhoudingen geboren, in de luchtige gestalte, in de losse omtrekken van bekoorlijke gelijkenissen wil geteekend zien, die geniete dit voortreffelijk boeksken, waarmede de Heer mensing ons eene liefelijke vertroosting heeft geschonken, na zoo veel alledaagsch, en middelmatigs, als ons schier overstelpt. Het is zeer moeijelijk eene keuze te doen onder deze vertellingen, ofschoon sommigen onze bijzondere ingenomenheid wekten. 't Is alles luim, 't is alles ernst; lach en weemoed dooreen; overal waarheid, ziel, leven; veelal satire; ja, maar die niet kwetst of krenkt: - zij treft en overtuigt, en doet dat kort en beknopt, zonder ballast van woorden of omhaal van toelichting. Wie het vatten kan, die vat het - en wie het niet vat, die leest maar een sprookje, en geeft het aan een kind. - Het uiterlijk is geheel in overeenstemming met het aangename van den inhoud. Formaat en druk, de eenvoudige nette titel, het allerliefst vignet zijn den smaakvollen Uitgever waardig.