jonkvrouw echt ridderlijk aan; hij rukt de gordijn der vooroordeelen weg, die de schoone gestalte omfloersd had; met voorbeeldeloos geduld en voorbeeldige volharding spaart hij geene moeite om zijne bouwstof van alle kanten bijeen te brengen; hij ordent alles met kunst, schikt alles met smaak - en een heerlijk gebouw rijst op, waarin wij met de wijze maagd kennis maken, haar zien zoo als zij was, zoo als zij dacht, handelde, leefde, in haren tijd, onder hare vrienden, en voor hare oefeningen in kunst en wetenschap. Wie met den grooten hoop de miskenning van deze vrouw heeft gedeeld, moge nu beschaamd tot de edele gestalte opzien, en in haar niet alleen het ontwikkeld hoofd, maar ook het gevoelvol liefhebbend vrouwenhart leeren kennen, dat nog magtiger was dan dat rijke hoofd; ja, te magtig, omdat het haar verlokte tot stappen, die een bloot verstandelijk overleg zou hebben afgekeurd, zoo als, b.v.: het betrekken van labadie's woning, het deelnemen aan dwaasheden, waartoe de Labadisten allengs vervielen, ja, hare geheele aansluiting aan die kleine sekte, die ook door den Schrijver met zoo onpartijdige gematigdheid in het ware licht is gesteld, zoo wel in hare warme godsvrucht als in hare afdwalingen. Zoo regtvaardig en onbevooroordeeld is geheel het uitmuntend geschrift, dat niet minder van de groote kennis en 't doordringend onderzoek, dan van de waarheidsliefde en het godvruchtig gemoed des Eerw. Schrijvers getuigt. Hoe veel belangstelling weet hij ons, van den aanvang af, voor dat vrome kind van godvreezende ouders in te boezemen; wie oogt de schrandere vrouw niet met verbazing na bij dat onvermoeid voortschrijden op de baan der wetenschappen: wie vreest niet dat zij enkel geleerdheid, enkel kunst zal worden; dat al het aanminnige der vrouwelijke natuur daarbij zal verloren gaan; dat de wierookwolken, haar zoo kwistig toegezwaaid, ligt allen zin voor huiselijk leven, alle gevoel voor teedere banden verstikken zullen? - Doch, worden
wij genoopt ons onder hare eerbiedige bewonderaars te scharen, zij wint ook al de ingenomenheid van ons hart, als wij die hooggevierde, schier vergode vrouw vrijwillig al dien roem, al die glorie zien ten offer brengen aan hare kinderlijke liefde voor twee hoog bejaarde ziekelijke moeijen. Het boekvertrek, waar de grooten der aarde haar hulde bragten, wordt blijmoedig verruild tegen de