Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1853(1853)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 702] [p. 702] Bij het einde van 1853. Door L. van den Broek. - Alweêr een mijlpaal ons nabij Waarop wij 't cijfer mogen lezen! Zon die welligt de laatste wezen? - - Dat weet slechts God, en geen dan Hij. Maar dat Zijn liefde ons wil vergunnen Dat we aan dien mijlpaal rusten kunnen, Om 't oog te wenden naar de baan Waar langs Hij veilig ons deed gaan,... Dat noopt ons, dat we ons nederzetten, Op 't geen voorbij is dankbaar letten, En dan vóóruit de blikken slaan! - - Wat was die lange weg vol leed: Hoe dor en bar aan alle kanten; Hoe kwetsten ons de distelplanten Wier scherpte door de voetzool sneed! Helaas, wat heete tranen vloten Op 't schrale zand des tegenspoeds! Wat werd er schoons, wat werd er goeds In 't altijd gapend graf gesloten! 't Was jamm'ren hier, en schreijen dáár; 't Was voortgaan onder rouw en vreezen; Geklag van weeûwen en van weezen: Des Heeren hand bezocht ons zwaar! - - Maar toch, wij hadden stof tot danken: We ontvingen daaglijks kracht naar kruis; Vertroostend ruischten hemelklanken: Gij gaat naar huis, naar 's Vaders huis! Zoo voelden we onze tranen droogen; Rees soms een nevel voor onze oogen: Een schijnsel van onstoflijk licht Daalde af en blonk ons in 't gezigt. [pagina 703] [p. 703] Ja, boven bidden, boven hopen, Viel 't goede ons op den weg ten deel; De zegeningen waren veel, Die elken dag ons pad bedropen! God hoorde menig bede en wensch, En wat er storm en vloed verwoestten, En wat wij soms betreuren moesten.... Met welke regten klaagt de mensch? Zoo spreken zij - en al wie reizen Door 't leven, onder last en lust, Zien dankend om, van rust tot rust. - Ook ons - in stulpen of paleizen; - Ook ons - bedeeld in overvloed Met aardsch bezit en vreugd voor 't harte, Of arm aan goed en prooi van smarte; - Zwel, bij dien blik, van dank 't gemoed! Ja, 't hart naar boven, reisgenooten! Gods vaderzorg heeft ons geleid! Wie ook ontbeerd hebbe of geschreid... Geen wraakfiool werd uitgegoten; Geen Cherub vloog ontvolkend rond, Om talloos levens uit te blusschen: 't Was Liefde die haar Engel zond - Ons voegt de zachte roê te kussen! Leeft dat besef in hart en geest, Dan schatten we ook de minste gaven; Dan zien wij 't leven op de graven; En elke wond van 't hart geneest! - Voorwaar! de last is ligt te dragen Wanneer de ziel opregt vertrouwt, Dat Hij, wiens hand de teugels houdt, Ons nimmer plaagt uit lust tot plagen; Maar dien Hij mint zelfs d'alsemdronk Ter redding voor den hemel schonk! Dat rein gevoel moge ons bezielen Wanneer het plegtig klokgeluid Een onvergeetlijk jaar besluit, Waarin toch velen ons ontvielen; Waarin wèl treffend werd geleerd: ‘Gelooft, aanbidt! de Heer regeert!’ [pagina 704] [p. 704] Dan zal dat weêr de krachten sterken; Dan nemen wij Gods Woord in hand, En kweeken ons voor 't beter Land, Zoo lang het dag is om te werken. Hoe zwaar of ligt ons pad ook loop', Het zij ons leed of lust verbeiden, Een drietal gidsen zal ons leiden: Zij zijn: Geloof en Liefde en Hoop! Waartoe bekomm'ring, angstig zorgen En somber staren in 't verschiet? - De nacht is bode van den morgen: Zij, die gelooven haasten niet! 't Genoten goed verbiedt het vreezen; Nog rijk bezit vergoedt gemis; En wat er in 't verleden is Kan maatstaf voor de toekomst wezen: Zoo worde op nieuw een vaste tred Op 't voor ons liggend pad gezet! Zijt welkom! Nieuwling bij de jaren! Wij brengen u een warmen groet! Wat zult gij - rozen voor den voet Ons werpen? - of slechts doornen baren? Uw taak is nog in nacht gehuld; Maar dat gij dienstbaar wezen zult Om ons voor Hooger Kring te vormen, Dat weten, dat erkennen wij! - Zijt welkom dan, met stilte of stormen: Toch ál wat ge aanbrengt gaat voorbij! Den togt hervat! - Zal 't peinzen baten, Dan pare zich de daad aan 't woord! Voort, reisgenooten! moedig voort! De mijlpaal worde alweêr verlaten! - De Vader leidt ons aan Zijn hand! Gegroet, gegroet, geliefde dooden! Ons pad gaat over kerkhofzoden.... God dank! ginds blaauwt het Vaderland! Vorige