zijn zwager, den Kardinaal reinier van bar, en deze wist voor hem niet alleen 's Pausen vergiffenis voor de gepleegde manslagen, maar ook de handhaving van ottoos aanspraak op de collatie te verkrijgen.’
Nu en dan worden wij op eene taalkundige opmerking vergast. Heer hugo van arkel ‘had den vreemdklinkenden bijnaam van Boterman bekomen; en toch wane niemand, dat hij daarom van een weeke en kneedbare natuur was. Integendeel noemt hem beka in de Rhytmische kronijk:
En tie beste sire van hant
Ridder van al Duytsche lant.
Maar om de ware bedoeling van den bijnaam te kennen, dient men vooraf te weten, dat boter in den grond beteekent: “geklopte melk”, en alzoo boteren synoniem is met kloppen, gelijk ook bot een stoot is, en bot vangen klappen krijgen. De naam van Boterman zal nu, geloof ik, aan elken lezer duidelijk zijn.’
Gelukkig, dat de dagen der kasteelen tot de domeinen der geschiedenis behooren. Thans liggen die trotsche steengevaarten in puin, of zij huisvesten een gezin, dat er de vruchten des overvloeds geniet en het gewoel van de raadzaal of het dompige kantoorvertrek vergeet, of zij openen hunne poorten voor den dichter en schilder, die hunne lotgevallen op het doek of papier brengt, of zij zijn dienstbaar aan de prozaïsche bedrijvigheid onzer eeuw. Men kan dit laatste zien te Gemert. Wanneer ge met eenige liefde voor onze monumentale geschiedenis bezield, den drempel wilt overschrijden; in de hoop daar nog een spoor van verleden dagen aan te treffen, en met het voornemen om in eene oude zaal, waar eene zonnestraal den rij zwart ingelijste, fiere en ernstige gestalten, in hunne witte mantels met zwarte kruisen gehuld, gelukkig spaarzaam verlicht, u te verdiepen in niet altoos onvruchtbare droomen van een nog niet genoeg gekenden tijd - dan raden wij u: ‘bewaar uwe illusiën en treed terug.’
Maar maakt de levendige werkzaamheid eener katoenspinnerij (in onze dagen ontegenzeggelijk van grooter practiesch nut dan een ridderkasteel) een aangenamen indruk op uw gemoed - ga dan het westelijk gedeelte binnen en verheug u bij de overtuiging, dat daar eene minder bevoorregte klasse