edelen wedstrijd met de schoonheid van zijne uitdrukkingen. Hij onthoudt zich van geheimzinnige woordspelingen, vlecht historische opmerkingen op gepaste wijze in zijne verklaringen, en maakt er een waardig en gepast gebruik van. Wij durven geene plaats vragen tot opgave van den inhoud, die de meeste lezers toch welligt, reeds bij den eersten blik voor gezien zouden houden. Wij behoeven evenmin ons oordeel met proeven te staven, want de stijl en de verdiensten des waardigen mans zijn algemeen bekend. Wil men weten hoe van oosterzee dezen bundel wil beschouwd hebben, hij verklaart zich daarover aldus:
‘Aan het zevental [brieven] is eene leerrede ter inleiding, eene andere ten besluite toegevoegd; beiden, gelijk uit de dagteekening blijkt, buiten verband met de overigen opgesteld en gehouden, maar thans als lijst om de schilderij van “christus tusschen de kandelaren” gehecht. Ik vertrouw, dat zij daarbij niet geheel misplaatst zullen wezen. Eene vlugtige gedachte om ze allen leerredenen te noemen, “naar de behoeften des tegenwoordigen tijds”, wees ik bij nadere overweging terug. Elke Evangelieprediking, die aan hare bedoeling beantwoordt, moet naar de behoefte der tijden ingerigt zijn; en zonderling zou het klinken, als ik aan enkele mijner preken eene eigenschap toekende, die ik wensch, dat in geene van alle ten eenemale gemist worde. Ook zonder zulk eene opzettelijke vingerwijzing zal men mijn streven kunnen ontdekken, om het eeuwen-oude en toch eeuwig jonge Woord des Heeren zóó over te brengen, als ik meen, dat het tot een Nederlandsch gehoor, op de helft der negentiende eeuw onzer jaartelling gerigt worden moet. Wie het zien wil, zal zich bij vernieuwing kunnen overtuigen, zoowel wat ik geloof, als in wat verhouding ik mij-zelven, ook op den kansel, tot den geest des tijds heb geplaatst; wat ik als schaduwzijde betreur, en waar ik het licht zoek in deze donkere dagen. Veel wat bepaaldelijk naar den toestand en de behoefte van ééne gemeente gesproken werd, zal ook wel in ruimeren kring zijne toepassing vinden. Ik heb getracht, het zwaard des Geestes niet slechts te doen schitteren in mijne hand, maar ook wonden te doen slaan, tot genezing der ziele. Men zal het, hoop ik, goedkeuren, dat ik bij betwiste uitlegkundige vraagstukken, zonder beoordeeling van andere meeningen, eenvoudig