schap die duizenden jaren telt, zoo vele groote en tevens brave mannen (boerhaavens en hufelands) onder hare aanhangers noemt, die door millioenen is onderzocht en op zoo veel goeds, edels en heerlijks kan wijzen, voor eene naauwelijks gekende methode eensklaps te verlaten, zou eene schandelijke wuftheid, eene ergerlijke beginselloosheid verraden, en weinig vertrouwen inboezemen voor hen, wier oordeel zoo kalm, bezadigd, en wèl beraden moet zijn.
Ref. kan om des besteks wille den Schrijver niet verder volgen, anders zou hij wel lust hebben om voort te gaan, doch hij woont met den Schrijver in eene en dezelfde stad, en het is voor den laatsten dus niet moeijelijk eene gelegenheid tot verdere wederlegging, wanneer hij die verlangt, aan te knoopen.
Hoewel Ref. het enthusiasme van den Schrijver, van diens standpunt billijkt, wil hij echter ook nog aanvoeren, dat een geneesheer te G., die zich aan de hydriatiek had overgegeven, zijne cliëntelle nagenoeg geheel heeft verloren door het groote aantal lijders, dat in korten tijd onder zijne behandeling is bezweken.
Evenwel het geschrift behelst sommige waarheden, zoo als b.v. dat de Regeringen zich te weinig de geneeskunde aantrekken; dat de lijders veelal wars zijn van een geschikt diëet, hetwelk zoo veel ter genezing kan bijdragen; dat sommige geneesheeren veel te veel met geneesmiddelen schermen; dat de reinheid des ligchaams te zeer wordt verwaarloosd; dat vele geneesheeren de Natuur niet begrijpen en zich ook geene moeite geven om haar te begrijpen; dat de eenvoudige geneesheer ten onregte wordt versmaad; en dat vele geneesheeren en daaronder dikwerf ook van de meest gezochten, in den grond kwakzalvers zijn. Maar dit alles is overoud en bekend.
Met den Heer everts wenscht Ref. dat het tijdstip spoedig moge komen, waarop de natuurlijke geneeswijze de heerschende zal zijn; maar in den wezenlijken zin des woords. Hij kan overigens het lezen van deze brochure wel aanbevelen; want zij is een goed middel tegen overdrijving, wier verkeerdheid bij de lezing als in het oog springt. Het is echter waarschijnlijk, dat de Schrijver de watergeneeskunde meer kwaad dan goed zal doen.
Priessnitz-zelf heeft zijne zaak overdreven en is op het