Uit het Hoogduitsch. Te Utrecht, bij Kemink en Zoon. 1852. In gr. 8vo. 27 bl. f :-25.
Revolutie is, volgens de bepaling van Prof. stahl, ‘de vestiging van den geheelen maatschappelijken toestand op des menschen wil, in plaats van op Gods ordening en bestuur.’ De ‘sleutel tot recht verstand van alle hare eischen’ is deze: dat ‘het doel van den geheelen maatschappelijken toestand niet is de handhaving van Gods heilige geboden, en het volbrengen van Zijn wareldplan, maar alleen de bevrediging van de lust en den willekeur des menschen.’ De revolutie eischt ‘de Volkssouvereiniteit, hetzij als democratische republiek, hetzij als monarchie; waarin de Koning knecht is van het Parlement, het Parlement knecht van de openbare meening of van de volksmenigte.’ In het staatkundige is ‘opstand’ te onderscheiden van ‘revolutie.’ De eerste had in Engeland plaats ten tijde van richard II, de laatste in Frankrijk in 1791. De revolutie heeft, bepaaldelijk in en na 1789, wel het een en ander goeds te weeg gebragt, maar ‘alle goede dingen worden kwaad, wanneer de mensch zich die buiten Gods bestel eigenmachtig toeëigent.’ De oorsprong der revolutie ligt in het Rationalisme, hetwelk bestaat in ‘de vrijmaking des menschen van God, de losrukking des menschen uit Gods hand, om op zich zelven te staan, en Gods hulp niet te behoeven en op Hem niet te achten; opdat de mensch de openbaring niet noodig hebbe: omdat zijn verstand wijs genoeg is; geen invloed der Goddelijke genade: omdat zijn wil sterk genoeg is; geene verzoening door het bloed van christus: omdat zijne deugd rein genoeg is, en bij 't versmaadt die van God te ontvangen: omdat dit beneden zijne waarde is.’ Het rationalisme bestaat in zelfvergoding van den mensch en leidt tot Godverloochening en vrijmaking des vleesches. Rationalisme en revolutie zijn de zuivere, scherpe uitdrukkingen van het booze
beginsel. Eene beschreven grondwet stuit de revolutie niet; het Fransche Keizerrijk vestigde haar op vaster grondzuilen.
Er is ‘slechts ééne macht, om de revolutie te stuiten. Deze is het Christendom.’ Uit het Christendom ontstaat de ware vrijheid, de ware gelijkheid, de ware broederschap. Het Christendom is ‘boven alles de kracht, om ieder mensch te