Daaraan is meer gelegen dan aan eenige duizenden guldens, met angstige naauwgezetheid nagecijferd op de Staatsbegrooting. Alles wat door bevoegden wordt in het midden gebragt, verdient ten deze ernstige overweging; maar overtuiging van het belang der zaak behoorde ook behoedzaam te maken, ten aanzien van 't medespreken over eene aangelegenheid omtrent welke men noch een onbevooroordeelden blik, noch gerijpte ervaring bezit.
Dr. de jager heeft wel gedaan zijne opmerkingen ook afzonderlijk verkrijgbaar te stellen. Wij vereenigen ons ten volle met zijnen slotwensch: ‘Mogten allen die meenen wat goeds voor de opvoeding der jeugd te kunnen stichten, meer dan tot hiertoe het geval was, de handen ineenslaan; en vooral zij, die het Christelijk beginsel bij het lager onderwijs op prijs stellen, zich niet zoo verdeelen en tegenover elkander plaatsen! Dat kan alléén in het belang zijn van hen, die dat beginsel van de school willen geweerd zien. Mogt men voorts leeren inzien, dat ter oplossing van vraagstukken als de vrijheid van onderwijs, de scheiding der scholen naar de gezindten, en dergelijke, de stemmen van ervaring en wetenschap eenig regt hebben van te worden gehoord, en dat in eene aangelegenheid zoo gewigtig als die van het volksonderwijs, de proefneming van 't geen zij beide nog bedenkelijk keuren niet zeer raadzaam is!’