Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1853
(1853)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 241]
| |
Boekbeschouwing.De betrekking van het gevoel tot het uitleggen van den Bijbel, inzonderheid van de Schriften des Nieuwen Testaments. Door W.A. van Hengel. Te 's Hertogenbosch, bij Gebr. Muller. 1853. In gr. 8vo. 221 bl. f 2-:Het onderwerp in dit geschrift door den Nestor onzer Exegeten met zijne gewone naauwkeurigheid, helderheid en scherpzinnigheid behandeld, is hoogst belangrijk en toch - onbegrijpelijk genoeg! - bijna geheel verwaarloosd door de wegwijzers op het veld der exegetiek. Sommigen hebben over de hier bedoelde zaak wel iets gezegd, maar wanneer de Hoogleeraar van hengel, doorkneed als hij is in de kennis van oude en nieuwe werken over zijn hoofdvak van studie, verzekert, dat hij niemand weet te noemen, die er een opzettelijk onderzoek aan heeft toegewijd, - dan zal hem de verdienste wel niet betwist worden, het eerst de bepaalde aandacht der Godgeleerde wereld op dit onderwerp gevestigd te hebben. Wij zeggen: der Godgeleerde wereld; want voor deze is het boek in de eerste en voornaamste plaats bestemd, hoewel het ook met groot nut gelezen en gebruikt zal kunnen worden door andere ontwikkelde, vooral wetenschappelijk gevormde Christenen. Zelfs gelooven wij niet te veel te zeggen wanneer wij, ten aanzien van de hoofdzaak en van menigen wenk, 't ook een belangrijk boek achten voor philologen in het algemeen; hoezeer dan ook de Hoogleeraar meer bepaald met toepassing op de Schriften des N.V. handelt. Hij-zelf merkt op, dat ‘ook het uitleggen van hetgeen de oude Grieken en Romeinen ons hebben nagelaten in aanmerking kon genomen zijn.’ Doch de hoofdbestemming van het geschrift legt ons de verpligting op, in een Tijdschrift van algemeene strekking slechts weinig ruimte te vragen voor onze aankondiging: - onze beoordeeling van 's mans Proeve van grondslagenGa naar voetnoot(*) mogt alleen dáárom meer uitgebreid zijn, dewijl dat geschrift wel | |
[pagina 242]
| |
betrof eene zaak der wetenschap, maar eene zaak tevens, waarop de aandacht der geheele Vaderlandsche Hervormde Kerk, en ook die van andere Protestantsche Kerkgenootschappen gevestigd is. De aanleiding welke de Hoogleeraar had om op dit onderwerp zijne bijzondere aandacht te vestigen, stelt de zaak beter dan de uitvoerigste omschrijving in het licht; zij is deze: Van hengel plaatste vóór eenige jaren in een Uitlegkundig TijdschriftGa naar voetnoot(*) een betoog, dat in de vraag van jezus aan petrus (joh. xxi: 15): ‘Hebt gij mij liever dan deze?’ het laatste woord niet, gelijk de meeste Schrift-uitleggers 't opvatten, de medediscipelen, maar het vischnet en 't visschersbedrijf bedoelt. Grammatikaal is noch het eene noch het andere uit te maken, en de uitlegkunde laat de beide opvattingen op haar-zelve vrij. Nu zeggen vele bevoegden: daar het spraakgebruik niet beslist, kan ieders gevoel regter zijn om te kiezen. Dit beginsel is thans door onzen ervaren Exegeet aan een opzettelijk onderzoek onderworpen en de slotsom er van heeft hij in dit boek uiteengezet. Het bevat in ons oog een onwaardeerbaren rijkdom van zaken, en bakent den uitlegger des N.V. eenen veiligen weg bij de vele onzekerheid die hij dikwijls ontmoet. Verdient elke poging lof die gedaan wordt om de verklaring dier schriften, welke ons wijs moeten maken tot zaligheid, te bevrijden van of liever te verheffen boven het willekeurige der subjectiviteit; wij mogen dit geschrift vooral gerustelijk aanbevelen als de rijpe vrucht van het helder en onbevangen nadenken eens mans, die de hooge eischen der gewijde uitlegkunde begrijpt, onder welke ook vooral deze behoort, dat men door grondige studie en al wat het oordeel rijpen doet, dien exegetischen takt moet verkregen hebben die het gebruik der regelen leidt. Het geschrift is in eene doorloopende rede opgesteld, maar aan het einde wijst een overzigt van den inhoud de geregelde orde en den zamenhang aan. Ook is hier, even als bij 's Hoogleeraars Proeve, een Register van toegelichte Bijbelplaatsen een allernuttigst toevoegsel; want véle plaatsen des N.V. worden opgehelderd, en over niet weinige gaat een verrassend nieuw licht op. Daaronder trok onze bijzondere | |
[pagina 243]
| |
aandacht de naar ons inzien hier door vergelijking met 1 petr. ii: 2 (αὐξάνειν. ἐν τινι εἰς...) allergelukkigst gestaafde vertaling van Eph. iv: 15: ‘de waarheid betrachtende, allezins in de liefde zouden opwassen tot (vereeniging met) Hem, die’ enz. Wij konden er bijvoegen de fraaije opmerking van het onderscheid, dat de Schrijvers des N.V. maken tusschen ῥύεσθαι ἀπό (verlossen van) en ῥόεσθαι ἐκ (verlossen uit); zoodat het eerste gelijk staat met: ‘bezwaren voor (tegen) hetgeen dreigt’, het tweede met: ‘redden uit hetgeen drukt’; waardoor niet alleen matth. vi: 13 en luk. xi: 4, maar ook andere plaatsen licht ontvangen. Doch 't is genoeg hier ter plaatse het boek aan te kondigen: - het aan te bevelen ware bijna alsof wij ons aanmatigden wat ons niet betaamt. Maar de hoop toch mogen wij uitdrukken, dat de waardige Hoogleeraar kracht en lust behoude om voor de drukpers gereed te maken ‘hetgeen hij in de door hem gegeven lessen, allereerst in die over den Brief van paulus aan de Romeinen, der uitgave waardig keurt.’ Ook door het uitwendige - letterdruk, correctie, papier enz. - beveelt het boek zich aan.
o. v.o. |
|