Waarom wij Protestanten heeten en blijven. Leerrede over Gal. v vs. 1, 4-10, gehouden op den 25 April 1852, en op verzoek in het licht gegeven door Karl Wilhelm Schultz, Leeraar te Wiesbaden. Uit het Hoogduitsch. Te Utrecht, bij C. van der Post, Jr. 1852. In gr. 8vo. 22 bl. f :-20.
Deze leerrede had onvertaald kunnen blijven. Niet, dat er niet veel goeds, waars en nuttigs in gezegd wordt, dat in onze dagen wel verdient herinnerd en als van de daken gepredikt te worden; maar de meeste Hervormings-leerredenen, die van tijd tot tijd onder ons in het licht verschijnen, munten, zoo wat vorm als inhoud betreft, boven deze uit, die, uit een homiletisch oogpunt beschouwd, zeer veel te wenschen overlaat. Reeds de dispositie is gebrekkig. Om den wil van onze geschiedenis, van ons geloof en van ons geweten willen wij Protestanten heeten en blijven: deze drie bijzonderheden worden hier ontwikkeld, zonder dat er vóóraf iets gezegd is over den oorsprong en de beteekenis van den naam: Protestanten; terwijl een kort woord aan het einde, dat toepasselijk zal moeten heeten, het dor betoog besluit. Bovendien is de ontwikkeling dier bijzonderheden niet helder en krachtig genoeg, en mist alle gloed en leven. Van verheffing der rede is hier naauwelijks iets te bespeuren. Van het begin tot het einde heerscht volkomen dezelfde toon, die zich bij voorkeur rigt tot het verstand der hoorders. Wat eindelijk den tekst aangaat, daarvan wordt, naar Duitsche methode, slechts nu en dan eenig gebruik gemaakt; maar dat 's Apostels woorden den grondslag der prediking zouden moeten uitmaken, daaraan is blijkbaar niet eenmaal gedacht. Zelfs de inleiding en de aanhef reeds hadden, om de aandacht te wekken, gansch anders moeten zijn ingerigt. Waartoe meer? Het is te bejammeren, dat de vertaalwoede in onze dagen zich bijkans tot elk grooter en kleiner geschrift uitstrekt, dat elders, vooral in Duitschland, verschijnt, om het even of het