en Dichters op welke 't Vaderland reden heeft zich te verheffen. Wij houden 't werkje voor eene boekverkoopers-speculatie en keuren 't als zoodanig niet af; want goedkoopheid dient èn den handel, èn de letterkunde, èn de letterkundigen; maar als Chrestomathie voor de jeugd kunnen wij 't te minder goedkeuren, juist omdat het door zijne goedkoopheid andere bloemlezingen verdringt. De Uitgevers zullen wèl doen wanneer zij door iemand die den gehéélen schat onzer letterkunde kent een tweede gedeelte doen zamenstellen, uit hetwelk de jeugd ook met de hier ontbrekende Schrijvers en Dichters bekend kunne worden. Over de zamenstelling in verband met eenig bijzonder plan (áls dat bestaan heeft) kunnen we niet oordeelen; want de verzamelaar zegt wel in een berigtje vóór den derden druk, dat het boeksken een doel heeft; maar hij zegt niet wélk. Dat berigtje is dus óók niet volledig. Den titel vinden we zéér gebrekkig. Een gedeelte van den inhoud bevat uittreksels uit werken van mannen die reeds twintig of meer jaren dood zijn, en dat noemt de titel ‘hedendaagsche’ proza-schrijvers en dichters! - Wat het woordje ‘ingerigt’ moet beteekenen begrijpen wij niet; als 't geen nutteloos aanhangsel is. Wij gelooven 't daarvoor te moeten houden. Het woord ‘jeugd’, eindelijk, is veel te onbepaald. Voor kinderen althans is de inhoud niet geschikt. Wij vinden overigens niets in dit werkje, dat regt geeft om te zeggen dat het voor de jeugd is ingerigt.
Uit den titel van No. 2 blijkt al dadelijk, dat déze bloemlezing komt van iemand die weet te onderscheiden en zich naauwkeurig uit te drukken. Dit werkje is bestemd voor een bepaald gedeelte der jeugd: schoolleerlingen van de middelen hoogste klassen. Men vindt ook hier gedichten zoo wel van reeds ontslapen als van levende zangers, doch te zamen zijn ze geen ‘hedendaagsche’ dichters; maar dichters van de XIXde eeuw. De verzamelaar toont ook te begrijpen, wat het zeggen wil zulk een werkje: voor de jeugd in te rigten. Het bevat twee, drie, of méér gedichten van omtrent dertig voorname Fransche poëten uit het gemelde tijdvak. Die gedichten staan bijeen, en worden voorafgegaan door een berigt van des dichters leven en voornaamste werken. Alleen omtrent emile déschamps, théophile gautier en rességuier ontbreekt dat. - Het waarom is een raadsel, en had in 't voorbe-