onder onzen Oostersch geworden hemel een zonnestraal op te vangen. Nu de najaarsstormen en buijen 't zwerk beroeren en verduisteren, heeft de vraag meer bekoorlijkheid, en is de lieve zon in hare volle waarde hersteld. Wat zouden wij zijn, als de dagvorstin hare levenwekkende stralen terughield? En wat is de mensch, met een hart door misnoegen, wrevel en zelfzucht zoo dik omschorst, dat de stralen van de zon des geestelijken levens er niet in door kunnen dringen? Voor dezulken is dit boekje geschreven, maar ook voor elk die den goeden wil bezit, om bij anderen, die in zedelijke duisternis omtasten, het vriendelijk licht van tevredenheid en zielerust vrijen toegang te verschaffen. Ja, de Schrijver, die blijken geeft van geestverwantschap met dickens, en ons ‘het Kerssprookje’ in het geheugen roept, heeft diep in het menschelijk hart gelezen, en een middel aangewezen, om het kwaad dat ingeworteld is uit te roeijen. Hij verdicht het kwaad niet, en schept evenmin droombeelden van geluk. De toestand dien hij schildert is vol waarheid. Met een fijn gevoel bezoekt hij arme lijders, stelt hun in staat hunne eigene geneesheeren te zijn, en als zijn raad gevolgd wordt is de herstelling volkomen. De nacht wijkt uit zijn gemoed, en hij wandelt in den helderen dag. Wij hebben talloos vele dichtstukken gelezen, waarin niet half zoo veel poëzij was als in dit eenvoudige proza. Over de waarde der vertaling kunnen wij niet oordeelen; maar de Heer lublink weddik plaatst niet ligtvaardig zijn naam onder het voorberigt eener vertaling, van welker waarde hij niet zeker is. Wij zullen ons niet veroorloven den inhoud mede te deelen van dit geestvol verhaal, van hetwelk een Engelsch beoordeelaar getuigt, dat het vergeleken kan worden bij een pas ontloken viooltje, bij een kleine lentebloem, bij de eerste roos in Junij, of bij den zang des leeuwriks, als hij zweeft tusschen hemel en
aarde; liever noodigen wij onze lezers uit 't zelf te lezen. Zijn er onder hen, die over 's levens plagen morren, die hoofd en handen laten hangen, en den moed opgeven, wij wenschen, dat de lezing ook hun een lios-alfar uit Alfheim doe vin-