| |
Geschiedenis van Engeland, sedert de troonsbestijging van Jakobus II, door Thomas Babington Macaulay. Naar het Engelsch, met Aanteekeningen. IIde Deel. Te 's Gravenhage, bij H.C. Susan, CHz. 1851. In gr. 8vo. 429 bl. f 4-50.
Met vreugde begroeten wij ook dit Tweede Deel in zijn Nederlandsch gewaad. De lezing er van heeft ons uren vol aangename leering en genot geschonken. Als het berigt in een onzer Maandschriften niet uit de lucht is gegrepen, zal de Schrijver de voortzetting van zijn werk eenigen tijd laten rusten, om zich te wijden aan het bestuderen van nieuwe bronnen, uit het tijdvak van den Derden willem, die hem in 's Gravenhage geopend zijn. Dit uitstel zal winst opleveren. De geschiedenis zoo als macaulay haar schrijft vordert tijd; wij oefenen gaarne geduld en waardeeren 't hoog die van Engeland uit zulk eene pen te ontvangen. Griekenland heeft in verscheidene eeuwen maar één herodotus, één thucydides voortgebragt; terwijl 't wijsgeeren en redenaars in menigte bezat. Het getuigt ook van het naauwgezet geweten des Auteurs, dat hij den spoed, die tegenwoordig boven alles geldt, opöffert, om, voor zoo veel sterfelijke vingeren dit vermogen, een welvoltooid en volkomen werk te geven.
Macaulay is eenig. Men zou jegens anderen misschien onregtvaardig zijn, door die met hem te willen vergelijken. Verzamelt hij zijne bronnen; hij staat daar als een
| |
| |
berg, die de dampen, welke de lucht hem aanvoert, ontvangt en opneemt en ze, niet veranderd maar gezuiverd, in breede stroomen aan het aardrijk wedergeeft. Hij heeft werkelijk Engelands geschiedenis in zich opgenomen, is in het hart harer personen, in de diepte van hunne toestanden gedrongen, en zoekt niet naar de beginselen der bedrijven en gebeurtenissen, maar ziet die voor zich, en verhaalt eenvoudig wat zijne oogen aanschouwen: zijn heldere blik kaatst de waarheid terug. Macaulay heeft partij gekozen; niet omdat hij een partijman is, maar omdat hij de waarheid gevonden heeft. Wel komt het steeds uit, dat hij tot de Wighs behoort, maar dit maakt hem niet onregtvaardig tegen de Torys; immers zoo ver als wij met de lezing van zijn werk gevorderd zijn.
De historie begint met den laatsten der stuarts, in mannelijke linie, die in ballingschap zijn leven eindigde, als ware hij door het noodlot gedoemd, om zelf de eindpaal te stellen van een ongelukkig geslacht, welks rampen en ondeugden hij den tijd kreeg te overdenken en gelegenheid om het einde er van te gevoelen. Klom hij op tot zijne vaderen in het zesde geslacht, dan stuitte zijn oog op alexander stuart, die, in het begin der vijftiende eeuw, malcolm drunomond, den broeder van de Engelsche Koningin vermoordde, en met isabella, de weduwe des vermoorden, in het huwelijk trad. Zietdaar den eersten schakel eener lange reeks van gruwelen, die een geheel geslacht van Vorsten ontëerd hebben. De broeder van Koning robert, de Hertog van Albanië, wierp robert rothsay, des Konings zoon, zijn eigen neef, in eene gevangenis en liet hem hongeren, dat hij zich 't vleesch van het ligchaam knaagde. Jakob de Eerste, broeder van rothsay, deed uit wraak alle de zonen des moordenaars ombrengen, en vond zelf uit getergde wederwraak den dood in zestien wonden. Onmenschelijk was de vergelding in welke de Koningin eene onvrouwelijke voldoening zocht. De Tweede jakob liet zijne beide neven, de douglassen, onthoofden, en stierf zelf een gewelddadigen dood. Zijn zoon jakob
| |
| |
de Derde werd, na zich het leven door familietwisten, zelfs met zijn eigen zoon, verbitterd te hebben, verraderlijk vermoord. Zijn opvolger jakob de Vierde voelde de doornen in zijn onregtmatig verworven kroon, en jakob de Vijfde viel van verdriet in razernij, en stierf acht dagen na de geboorte van maria, die later op het schavot van een wulpsch en rampzalig leven scheidde. Haar kleinzoon karel zat op den troon, naar welken hare ijdelheid had uitgezien, en eindigde zijn roemloos leven even als zijne grootmoeder.
Niet dan met schroom wagen wij ons aan de aankondiging van dit werk. Het is te groot om lof te behoeven, en wij gevoelen ons te groot om naar gebreken te zoeken, die mogelijk alleen bestaan in de oogen der kritiek. Wij zullen ons daarom tot de nederige en zedige taak van referéren bepalen.
Het Tweede Deel begint aan het sterfbed van een loszinnigen Koning, een goedhartigen ligtmis, die de beleefdheid zelfs zoo verre drijft, dat hij zijnen hovelingen verschooning vraagt, wijl hij zoo lang ligt te sterven. Dit kind der wereld, beladen met ongeregtigheid, werd stervend in de gemeenschap der Moederkerk binnengesmokkeld. De Schrijver stelt dit tooneel voor zoo als hij gewoon is te schilderen, en wijst de bronnen aan uit welke hij de bijzonderheden heeft geput, die de geloofwaardigheid van zijn verhaal boven alle onzekerheid verheffen; zonder dat zou onze twijfel misschien niet zijn verwonnen geworden. Het mondelinge verhaal van zijnen opvolger heeft voor ons geen genoegzaam gezag. Waarom wachtte karel zijn sterfuur af, om iets te doen dat geheim moest blijven? Ook is het onverklaarbaar, waarom de Roomsche Kerk, die toch met zijne genegenheid voor haar bekend moest zijn, niet gezorgd heeft, dat hij vroeger in haren schoot wierde opgenomen. Zij kan immers het geweten door dispensatiën geruststellen. Karel was ligtzinnig, en ligtzinnige Vorsten zijn de gehoorzaamste zonen der Kerk. Wat er nu van het gebeurde zij; de zaak is bij ons nog niet geheel in het reine.
| |
| |
Jakob volgt karel op en laat zich in den geheimen raad tamelijk onvoorzigtig uit, waarover hij later spijt gevoelt, wijl het openbaar wordt wat hij gesproken heeft. Afzigtelijk maar sprekend gelijkende is het portret van den boozen haman; wij meenen jeffreys. Deze mensch was eenen meester waardig, die zijne regering begon met als een slaaf voor den hooghartigen lodewijk te kruipen, en hem zijn goud af te bedelen, om Engelands vrijheden te kunnen vertrappen, despoot te zijn, en zijn volk in de Roomsche Kerk terug te brengen. Met een wijsgeerigen blik dringt de Schrijver in het gemoed van jakobus, en ontsluijert de geheime drijfveeren van zijne bedoelingen en daden. Dit geeft den lezer ook den sléutel van zijne houding en gedrag bij de krooning.
Voor den dwang, door de onverbiddelijke noodzakelijkheid hem opgelegd, stelde hij zich schadeloos, door met bittere woede te vervolgen en te straffen wie vroeger hem gekweld hadden, en daar het eenen tiran nimmer aan handlangers ontbreekt, vond hij regtbanken, die, op zijn wenk, geeselroeden en stroppen vaardig hielden. De mishandelingen den valschen getuige oates en zijnen handlanger aangedaan, zijn gruwzaam, hoewel niet onverdiend; maar het regtsgeding tegen den regtschapen baxter is beueden alle peil van verachtelijkheid.
Zijnen haat tegen het Protestantismus gaf hij het eerst lucht in Schotland. Toen hij als prins zich uit Londen naar Schotland moest verwijderen, en zoo hoog opgaf van verdraagzaamheid, deed hij reeds zien, wat men van hem te wachten had, als hij eens de kroon zou dragen. Een gevangene, spreul geheeten, werd voor eene regtbank gebragt, waarin hij als voorzitter was gezeten. ‘Zoudt gij den Koning willen dooden?’ vroeg de Hertog van vork op schamperen toon den gevangene. De beschuldigde rigtte zich tot den kanselier, om den Roomschen prins niet te kwetsen, en zeide: ‘Mylord, ik dank God, dat ik geen Pausgezinde ben. Ik verfoei en heb een gruwel van al die Jezuïtische, bloeddorstige en moordzuchtige grondbeginselen; noch mijne ouders, noch de leeraars, die ik in mijn leven ooit gehoord heb, hebben
| |
| |
mij iets dergelijks geleerd.’ De ongelukkige werd tot de foltering van de dwanglaars veroordeeld. De regters en de meeste edellieden, die tegenwoordig waren, verwijderden zich; alleen de Hertog bleef en verlustigde zich in het pijnigen van zijn slagtoffer. ‘Hij bleef’ - zegt de Engelsche Bisschop burnes - ‘den ganschen tijd met de grootste onverschilligheid toezien, en met eene aandacht, alsof hij hier getuige geweest was van de eene of andere belangrijke proefneming.’
Als Koning wilde de wreedaard moorden krachtens de wet, en deed door zijne handlangers in het Schotsch Parlement de bepaling doorgaan, ‘dat elk, die in een conventikel, binnen in een gebouw predikte, of die, hetzij als prediker, of als toehoorder, een conventikel in de open lucht bijwoonde, met den dood en met verbeurdverklaring van zijn vermogen gestraft zou worden.’
Het tijdperk des bloeds in Schotland wordt getrouw, doch als men leest wat bij anderen geboekt staat, met groote matiging beschreven. Macaulay vergenoegt zich met slechts uit een tijdverloop van veertien dagen voorbeelden bij te brengen. Wel mag hij zeggen: ‘Aldus werd Schotland geregeerd door den Vorst, dien onwetende menschen als een vriend van godsdienstijver hebben geschilderd; wiens noodlot het geweest zou zijn, dat hij slechts te wijs en te goed was voor het tijdperk waarin hij leefde. Ja, de wetten, die hem de bevoegdheid gaven aldus te regeren, waren in zijn oog zelfs van lakenswaardige mildheid.’
De meer vriendelijke betrekking tusschen den Koning en de Kwakers wordt in het licht gesteld, ofschoon de smet op den beroemden william penn, den stichter van Pensylvanië, geworpen, ons ten minsten twijfelachtig voorkomt. Wij kunnen zeer goed begrijpen, dat deze karakterbeschouwing veel en scherpe tegenspraak heeft uitgelokt. Het zou een vlek op het werk van den Schrijver zijn, indien hij zich niet tegen de aantijgingen van w.e. forster wist te verdedigen. Het is ons niet denkbaar, dat kwade trouw ooit zijne pen zou hebben bestuurd. Misschien heeft gelijkheid van naam
| |
| |
hem misleid. Zoo veel is zeker, dat wij uit hedachtzaamheid, geenszins uit vooringenomenheid met den Schrijver, ons oordeel opschorten, overtuigd als wij zijn, dat de onfeilbaarheid geenen mensch gegeven is.
De handelingen van het Parlement, door jakorus zijns ondanks bijeengeroepen, maar dat voor zijne oppermagt hoog en vloog op zijne wenken, eindigen dit Hoofdstuk.
Het Vijfde Hoofdstuk behandelt de geschiedenis van den opstand in het westen van Engeland; het onbezonnen voorspel van den val der Dynastie van den huize stuart.
De schilderij der uitgewekenen, die nu ten tooneele treden, staat in levendige kleuren voor ons. Zij bevat een beeldengroep, van welken wij de oogen met weerzin afwenden. Wij bewonderen de kieschheid, waarmede macaulay zedelijke wangedrochten naar waarheid voorstelt, en toch den aanschouwer walging bespaart. Het komt ons voor, dat de regering van jakobus in den weg van Hooger Bestuur een middel van zuivering is geweest, dat Engeland gereinigd heeft van het bederf door eene vroegere regering over het land uitgestort, en het volk voor beteren tijd en een krachtvoller toestand heeft voorbereid. Gunstig staken bij de Engelsche de Schotsche uitgewekenen af, maar daarom is het ook gemakkelijk te berekenen, welke uitkomst de vereeniging van zulke vreemdsoortige bestanddeelen moest hebben. Wij zagen, zoo als de Schrijver 't verhaalt, reeds in de eerst genomen maatregelen, de voorbeschiktheid tot het mislukken der onderneming. - Zoo kwam het ook uit. De edele argyle werd er het slagtoffer van. Zijn dood was grooter dan de zwakheid waarmede hij zich in den maalstroom had laten werpen. Wij willen onze lezers het tafereel voorhouden van zijn laatste oogenblikken.
‘Hij werd eerst, de Hoogstraat af [in Edinburg], naar het raadhuis gebragt, waar hij den korten tijd zou doorbrengen, die nog vóór de ter dood brenging moest verstrijken. Gedurende dien tijd vroeg hij om pen en inkt en schreef hij aan zijne vrouw: “Dierbare, God is onver- | |
| |
anderlijk. Voor mij is Hij altijd goed en genadig geweest; en geene plaats verandert dit. Vergeef mij alle mijne feilen, en zoek nu uwe troost in Hem, in wien alleen ware troost te vinden is. De Heer zij met u, zegene en sterke u, mijne geliefde. Vaarwel.”
Het was nu tijd het raadhuis te verlaten. De geestelijken, die den gevangene vergezelden, waren niet van zijne belijdenis; maar hij hoorde hen met beleefdheid aan, en vermaande hen, hunne kudde tegen zoodanige leeringen te waarschuwen, als door alle Protestantsche Kerken worden afgekeurd. Hij besteeg het schavot, waar de ruwe, oude guillotine van Schotland, de jonkvrouw genaamd, hem wachtte, en wendde zich tot het volk in eene rede, met den eigenaardigen spreektrant zijner sekte doormengd, doch te gelijk den geest van opregte vroomheid ademende. Aan zijne vijanden, zeide hij, schonk hij vergiffenis, gelijk hij hoopte dat hem zou gedaan worden. Slechts eene enkele bittere uitdrukking ontsnapte hem. Een der hem verzellende geestelijken van de bisschoppelijke kerk trad aan den rand van het schavot en riep met luider stem: “Mylord sterft als protestant.” - “Ja,” zeide de Graaf, insgelijks voorwaarts tredende, “en niet slechts als Protestant, maar met innigen haat bezield tegen papisme, prelatuur en tegen alle bijgeloof.” Hij omhelsde daarop zijne vrienden en overhandigde hun eenige gedachtenisteekenen voor zijne vrouw en kinderen; vervolgens knielde hij neder, legde zijn hoofd op het blok, bad gedurende eenige oogenblikken en gaf den scherpregter het teeken. Zijn hoofd werd op den top van het Tolbooth [de stads gevangenis] ten toon gesteld.’
De invasie van den ongelukkigen monmouth, een speelkind van den weelderigen karel, bereidde eene sterkere worsteling, maar de uitslag was niet beter dan die der Schotsche onderneming. Macaulay heeft den zin der Wighpartij goed begrepen en ontwikkeld. Daaruit alleen is het ook te verklaren, dat geen man van rang of aanzien zich onder de banieren schaarde eens avonturiers, die voor overweldiger speelde, en de rust en
| |
| |
het geluk van een geheel volk op het spel zette, om eene kroon te winnen, die hem toch, al gelukte zijn aanslag, door eene krachtige hand zou worden betwist. Immers de oogen der Wighs waren reeds gevestigd op des Konings dochter en op haren doorluchtigen gemaal, die, èn als beschermer van het gezuiverd geloof, en als bestrijder van lodewijks overmoed zich deed gelden. Een telg van Oranje kon het Protestantisme niet verraden, de vrijheid niet vernietigen; dat wist ieder toenmaals gelijk wij nog heden 't weten, en vertrouwen, dat ook onze kinderen en kindskinderen 't zullen weten en als eene blijvende waarheid zullen voortplanten.
Het verhaal van de onbedachtzame worsteling en het treurig, maar niet onverdiend of onverwacht uitëinde van monmouth is een meesterstuk. In het oog vallend is het verschil van karakter, tusschen den verweekten Engelschen prins en den Schotschen edelman. Hoe monmouth zich verlagen kon zoo als hij 't gedaan heeft, zou onbegrijpelijk zijn, indien 't niet bekend ware, dat de dierlijke gehechtheid aan het leven in staat is de laatste vonk van geestkracht uit te blusschen.
Monmouth's teregtstelling wekte de deelneming des volks op en geeft macaulay aanleiding het volk (plebs) tegen de algemeene blaam van wuftheid te verdedigen. Hij roemt deszelfs standvastigheid in trouw aan personen, bij voorbeeld, aan swift en aan de gemalin van george den Vierde, tegenover de veranderlijkheid van zin bij de hoogere standen en Staatslieden. Wij laten daar, wat hij zegt van het gedrag dergenen, die in 1817 karolina van Brunswijk verdedigden om george III te hehagen, en in 1820 haar verguisden om zich te verkwikken in de stralen der hofgunst, onder de regering van haren verbolgen gemaal; maar hetgeen hij vroeger heeft aangevoerd als eene reden waarom de hoogere standen aan monmouth - dien zij vroeger als lieveling zijns vaders het hof hadden gemaakt - geenen bijval schonken, toen hij, als troonverweldiger - wel tegen een tiran dien zij haatteden, maar toch geheel in zijn belang dat niet hun belang was - met de wapens in de hand
| |
| |
in Engeland binnendrong, ontneemt op deze plaats, zoo twij nidt mis zien, de vergelijking alle hare kracht.
Ontzettende gruweltooneelen worden er geopend, doch de geschiedschrijver mag er geene gordijn voor gedoogen: getrouw als de daguerreotype geeft hij de waarheid, en schrijft geen lofrede op de zonde. - Het moorden, pijnigen en afpersen wend bestuurd door twee monsters: kirke en jeffreys, in welke de booze geest voer van hunnen Koning, die hard was als marmer, wreed als de tijger, en zwijmeldronken van wreugd over den dood dergenen die hij haatte. Verfoeijelijk was ook het gedrag der Koningin en van hare hofdames in dit bloedig tijdsgewricht. Terwijl haar gemaal in bloed zwelgde, perstte zij de rampzaligen hun goud af. Een kille huivering is ons bij de lezing door de leden gevaren. Jakobus echter was Katholiek en hij vermoordde maar ketters; doch zijne beulen waren niet Katholiek: zij waren in het vleesch verschenen duivels, in boosaardigheid door de bloeddorstige mannen der Conventie misschien geëvenaard, maar niet overtroffen.
Langs eenen met bloed gebakenden weg tot het toppunt van magt gestegen, zien wij Koning jakobus voortgaan naar het eigenlijk doel zijns levens. Hij zou gaarne als scheidsregter van Europa zijn opgetreden, maar die roemrijke bestemming gaf hij op, om eene minder eervolle, maar hem meer aantrekkelijke taak te vervullen. Zijne plannen van inwendig bestuur worden aangewezen, daartoe bchoorde zijn pogen om de habeas corpus acte te doon intrekken en het staande leger te vermeerderen. Dit alles was ondergeschikt en moest dienstbaar gemaakt worden aan zijn onverzettelijk voornemen, om het gezag der Boomsche Kerk in Engeland te herstellen: een reuzenarheid, tot welken hij meer moed en stoutheid, dan bekwaamheid en beleid bezat. Engeland haatte het papisme en had er reden toe, omdat het wist, dat de Roomschgezinden, hoe braaf en regtschapen overigens, eene hoofddeugd zagen in de vernietiging van het Protestantisme, al kon zij niet dan door list, verraad, sluipmoord en brandstichting verkregen worden. Immers de
| |
| |
galg was door Rome met wijwater besprengd en de moord werd door de Kerk geheiligd. Zijn er zelfs in ons Vaderland niet nog mannen wier braafheid en kunde achting inboezemen, en die toch balthasar gerards als een heilige verheerlijken, en zijn verheven slagtoffer als een rebel aan verachting zoeken prijs te geven?
Naauwkeurig en bondig toont macaulay welken weg jakobus had in te slaan, om òf dit ongunstig oordeel over het papisme te bedaren, zelfs als ongegrond te doen verwerpen, en alzoo de bereiking van zijn doel te verhaasten; òf dat oordeel te versterken, alle vertrouwen te verliezen, en eindelijk met al zijne verwachting schipbreuk te lijden tegen de rots waarop de Protestantsche Kerk gebouwd was. Het lag in het karakter van den barschen despoot de enverstandigste keuze te doen. Terwijl hij begon met Roomschgezinde officieren in dienst te nemen, poogde hij te gelijk de reeds genoemde acte, die zijn uitzigt verduisterde, te doen intrekken. In het Kabinet verhief zich maar éène stem, die van halifax, daartegen, en deze werd onder 't gewigt van vorstelijke ongenade gesmoord. Het onverstand wapende tegen zichzelven eenen vijand, die weldra edele mannen tot eene keurbende verzamelde rondom de banier van het verzet tegen de tirannieke willekeur, die het geloof des volks poogde aan te randen. Daar kwam nog bij de intrekking van het Edikt van Nantes en de gruwzame vervolging der Hugenoten in Frankrijk. Het Protestantsche Engeland zag er een voorbeeld in van hetgeen 't weldra zelf had te wachten, en de ontsteltenis daarover was zoo groot en algemeen, dat jakobus-zelf er van schrok, en een oogenblik, tegen zijne gewoonte, uit nooddwang veinzende, zijn volk tot geldelijke ondersteuning van de vervolgden opwekte.
En toch was hij vermetel genoeg, om bij de opening van het Parlement te verklaren, dat hij eene wet, die voor den naijverigen Protestant alles gold, overtreden had, en voornemens was, in weerwil van alle aanmerkingen, zijn gedrag te handhaven en op den ingeslagen weg der onwettigheid voort te gaan. Maar het Parle- | |
| |
ment, hoewel te zamengesteld uit mannen aan den Koning verkleefd, kwam er tegen op, en het Hofleed eene eerste en eene tweede nederlaag. Jakobus gaf zijn misnoegen te kennen; maar dat verschrikte de oppositie wel, doch fnuikte haar niet. Nog krachtvoller openbaarde zich het verzet in het Huis der Lords. De Koning was bij die nederlaag zijner regering tegenwoordig, en hij nam er wraak over als een laaghartige.
Wij gelooven, dat elke lezer, ook de Roomschgezinde, macaulays gematigdheid prijzen zal bij de voorstelling van den zin en de denkwijze der Roomschgezinde Engelschen in den eersten tijd van jakobus' regering. Met waardigheid deelt hij de gevoelens mede der achting-waardige Roomsch-Katholieken, doch geeft even getrouwe afbeeldingen der karakters van castelmaine, henry jermyn, als Lord dover tot Lord verheven, white, voor zijne diensten als spion, met den titel van Markies van Abbeville beloond, en richard talbot tot Graaf van Tyrconnel verheven. Dit viermanschap met den laatsten aan het hoofd, die volleerd was in alle onzedelijkheid, maakte de kern uit der kabaal, die het Protestantisme in Engeland zocht uit te roeijen.
Wij hebben nimmer zulk eene getrouwe afbeelding van de Jezuïten ontmoet als hier gegeven wordt. Ja, zóó waren zij toen en zijn zij nog heden. Hoe onnoozel staat daarbij het portret van pater hoesch, dat in het vorige jaar zulk eene droevige figuur in het tijdschrift ‘Nederland’ maakte. De Engelschman beschrijft hunne deugden en ondeugden, in wier zamensmelting en vereenigde werking het geheim ligt van hun bestaan, van hunne kracht, van hunne duurzaamheid. Een even berucht als beroemd Fransch Schrijver, wiens verbeelding er wellust in vindt zich in modderpoelen van zedeloosheid te verdiepen, heeft in een gegeven beeld van den Jezuït, de boosheid van allen in éénen enkelen zaamgetast. Waren de Jezuïten alleen zóó geweest, de vernietiging van hunne Orde zou reeds lang van zelve gevolgd zijn. Wat enkel boos is heeft geene duurzaamheid, zelfs niet de roem van een schrijver wiens verbeelding onrein
| |
| |
is. Gelukkiger is macaulay, maar hij staat ook onder de banier van historische trouw. Hij ontwikkelt de reden, welke de Jezuïten bewoog om den Koning tot gewelddadige stappen te drijven; terwijl het Hoofd der Kerk, bedachtzamer dan zijne kampioenen, den weg der matiging en voorzigtigheid wenschtte gevolgd te zien.
Met een scherp gewapend oog dringt de Schrijver in het gemoed van den met blindheid geslagen, door een gewetenloozen Staatsman om den tuin geleiden, en in de strikken van vrouwelijke intrigues verwarden Koning - zoo als hij zich de regten aanmatigt, die hem in staat moeten stellen zijne ontwerpen te verwezenlijken; zoo als b.v. dat van dispensatie, waardoor hij gelegenheid krijgt Roomschgezinden zelfs tot het bekleeden van geestelijke ambten in de Anglikaansche Kerk toe te laten; en van suprematie, door 't welk hij de Anglikaansche geestelijkheid hoopt te maken tot een werktuig ter vernietiging van hare eigene godsdienst.
Het wekt verbazing met welk een vermetele stoutmoedigheid de Koning op den weg zijns verderfs voortholde; zelfs toen het gepeupel, aan 't welk meest altijd de voorteekenen van naderenden opstand of revolutie zijn waar te nemen, door zijne demonstratie de toekomst des Konings liet vooruitzien. Maar Jakobus ging, ziende blind, zijnen val te gemoet; zeker niet zonder invloed van Hooger Bestuur.
De toestand van Schotland en den indruk van het doordrijven van 's Konings willekeur aldaar, worden meesterlijk beschreven. Ook over den toestand van Ierland en de middelen die jakobus in zijne magt had om het lot van dit ongelukkig volk te verbeteren, wordt een helder licht verspreid. Maar ook daar bedierf zijn onverstand alles en dreef zijn blinde ijver voor het Katholicisme hem van de eene dwaling tot de andere.
Het Tweede Deel eindigt bij den val van rochester en clarendon, schoonbroeders des Konings, de vrienden zijner jeugd, en zijne getrouwste aanhangers en dienaren. Maar zij waren Protestanten. In hunnen val kon Engeland inderdaad zijne toekomst voorzien. Het was
| |
| |
nu klaar, dat hetgeen hij wezenlijk beoogde, geene vrijheid van geweten voor de leden zijner Kerk, maar de vrijheid was om de leden van andere Kerken te vervolgen. - ‘Er werd een kreet aangeheven, dat het oogenblik van eene algemeene vervolging nabij was, en dat elk openbaar beambte zich moest voorbereiden om eene keuze te doen tusschen het verderf van zijne ziel, of het verlies van zijne betrekking. Trouwens, wie kon er hopen zich te handhaven, daar, waar de hyde's gevallen waren? - Zij waren de schoonbroeders des Konings, de ooms en geboren voogden van zijne kinderen; zij waren de vrienden zijner vroegste jeugd geweest, zijne trouwste aanhangers in tegenspoeden en gevaren; zijne al te godsdienstige dienaren sedert hij op den troon had gezeten. Hunne godsdienst was het eenige dat hun ten laste gelegd kon worden, en om dit eenige waren zij afgedankt geworden. In grooten angst begon men naar hulp om te zien; en weldra waren aller oogen op iemand gevestigd, wien eene zeldzame vereeniging van persoonlijke hoedanigheden en van toevallige omstandigheden hun als redder aanwezen.’
Wij hopen, dat het Derde Deel, hetwelk de ontknooping zal bevatten, spoedig moge volgen.
Gelijk het werk is zoo is ook de vertaling, behalve dat de bekwame Overzetter de laatste nog met vele aanteekeningen heeft verrijkt, die voor den Hollandschen lezer van groote nuttigheid zijn. De stijl is fraai, hoewel die op enkele plaatsen nog iets meer gepolijst had kunnen worden. Zoo staat b.v. op bladz. 183: Als - de Parret met deszelfs zijtakken buiten hunne oevers traden. Ook de hier boven aangehaalde, met curcijf en kl. kap. gedrukte regels zijn niet geheel onberispelijk; maar zulke plaatsen behooren tot de zeldzaamheden. De correctie insgelijks is loffelijk volbragt, indien er nog iets te wenschen blijft, het is: dat de aanhalingen in het Italiaansch of in andere niet zoo algemeen bekende talen, die nu en dan voorkomen (bladz. 568 en elders), insgelijks, ter dienste van den gewonen lezer, worden overgezet. - Wij eindigen met den Uitgever lof toe te brengen voor
| |
| |
de zorgen ook door hem aan het werk besteed; - een werk dat, naar óns gevoelen, in geene boekerij mag ontbreken, en zóó belangrijk is, ook voor de geschiedenis van ons eigen Vaderland, dat het niet genoeg kan worden aanbevolen.
j.h.s.
|
|