Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1852
(1852)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis van den jongsten tijd, sedert den val van Napoleon tot op onze dagen. In eene algemeene beschouwing voorgesteld door K. Hagen, Hoogleeraar in de Geschiedenis en Staatkunde te Heidelberg. Vrij bebewerkt, naar het Hoogduitsch door Mr. P. Bosscha, Hoogleeraar in de Geschiedenis en Letterkunde te Deventer. IIde Deel. Te Sneek, bij van Druten en Bleeker. 1851. In gr. 8vo. VIII en 391 bl. f 4-:Dit lijvig en compres gedrukte Deel bevat twee boeken. Het eerste daarvan (het derde van het geheele werk) werpt een blik op de politiek der Mogendheden tot aan de Julij-omwenteling. Het eerste Hoofdstuk wijst den lezer op Engelands betrekking tot de overige volken, gedurende het bewind van canning, een der grootste Staatsmannen, die, eene verstandige vrijheid voor allen begeerende, Engelands welvaart in alles op het oog had. Dr. hagen slaat zijne inwendige en buitenlandsche Staatkunde met veel scherpzinnigheid gade, en beoordeelt haar zoo als de vereeuwigde Staatsman dit verdient. Hij heeft de eerste aanleiding gegeven tot de invoering der graanwetten en de vrije scheepvaart. Alleen voor de gevolgen der Parlementshervorming deinsde hij terug; doch zoo veel te vuriger ijverde hij voor de émancipatie der Roomsch-Katholieken. Hagen telt de zwarigheden op, welke den Minister op dezen moeijelijken weg belemmerden; doch als hij beweert, dat het volk door de Anglikaansche Geestelijken opzettelijk in de dwaling gehouden werd, dat daardoor het Pausdom eene deur stond geopend te worden, vergeet hij, onnoozel genoeg, dat | |
[pagina 262]
| |
zelfs de naauwgezetsten in Engeland in de overtuiging deelden, die nog door geen enkel historisch feit is gelogenstraft of omverre gestooten, dat de Roomschgezinden de vaste gewoonte hebben, om van regtvaardig toegestane regten een onregtvaardig gebruik te maken. Canning verdient den roem, dien de Schrijver hem toekent, wegens zijn streven naar de opheffing der slavernij en van den afschuwelijken menschenhandel, die het Christelijk Europa drie eeuwen lang met de schande der onchristelijkheid heeft gebrandmerkt. In zijne buitenlandsche politiek was hij beleidvol en schrander; vandaar is het vervolg der geschiedenis van die dagen, de geschiedenis van cannings zegepraal op den wil der Mogendheden van het vaste land. Het Tweede Hoofdstuk handelt over de bevrijdingsoorlog in Spaansch-Amerika. De aanleiding er toe wordt behoorlijk uiteengezet; doch de worstelstrijd tot in 1823 slechts kronijkmatig beschreven, nog vlugtiger bijkans dan men 't gewoon is in dagblad-artikelen. Wat er ontbrak om den opstand te doen gelukken, bragt canning tot stand. Gedreven door 't Engelsche handelsbelang, wist hij de gewapende tusschenkomst van het Heilig Verbond, ten behoeve van het verarmde, magtelooze moederland te voorkomen, en sprak eindelijk, tot verbazing en niet geringe grieve van de drie Noordsche Mogendheden de openlijke erkenning uit. Het handelsysteem had over het Monarchaal beginsel gezegevierd. Het Derde Hoofdstuk beantwoordt het Portugesche vraagstuk uit dien rusteloozen tijd, en toont, dat het Engelsche handelsbelang ook het lot van Portugal en Brazilië besliste. In het Vierde Hoofdstuk komen de Grieksche aangelegenheden ter sprake. De loop en lotgevallen van den oorlog worden in krantenstijl, koud en droog, afgebandeld. Eenigzins vreemd valt daar tusschen in de troonsbestijging van Keizer nikolaas, en het verhaal van den opstand, sinds eenige jaren beraamd, en op den dag der eed-aflegging van den nieuwen Keizer met woestheid | |
[pagina 263]
| |
beproefd, maar ook met veerkracht bedwongen. De Staatkundige beeldtenis van den Russischen Autokraat is naar waarbeid. ‘Nikolaas was de uitdrukking der Russische politiek. Gelijk hem dadelijk bij zijne troonsbeklimming gelukt was, het aan de autokratie vijandige beginsel derwijze ter neder te werpen, dat aan de wederopheffing daarvan in Rusland voor lange jaren niet te denken was, zoo sloeg hij ook in de buitenlandsche politiek zoodanigen weg in, als de Russische politiek sedert eeuwen aan de Czaren had voorgeschreven, en wel - in tegenstelling van de toegevende en vriendelijke houding, welke zijn broeder in de laatste jaren zijner regering had aangenomen; met al die veerkracht en vasthoudendheid, welke het te bereiken doel steeds voor oogen had; maar ook met die sluwheid en voorzigtigheid, welke der Russische diplomatie eigen zijn, en waarin zij, geholpen door list en trouwloosheid, alle andere Kabinetten overtreft.’ Erkennen wij, dat de Schrijver het beeld getroffen heeft. Wij zullen daarom eene billijke klagt over den onbetamelijk langen volzin terughouden. Belangrijk is de gang der onderhandelingen over de bevrediging van het fel geteisterde Griekenland. Het verhaal er van geeft meer dan één bewijs van de bekwaamheid van het Petersburgsche Kabinet. De Schrijver maakt geene aanmerkingen; doch de stukken, die hij mededeelt, stellen den lezer genoeg in staat, om zelf te oordeelen. Het Vijfde Hoofdstuk behandelt de ontknooping van het Oostersche vraagstuk. Het schetst het door partijschap verscheurde, door Egyptische wapenen overheerde Griekenland, tot op het ‘onverwachte’ voorval van Navarino. Verder worden de gebeurtenissen nagegaan tot op het uitbreken van den Turksch-Russischen oorlog. Wij vinden, hoezeer wij ons over de vrijwording der Hellenen verheugen, meer eerlijkheid en goede trouw bij de Porte, dan bij de Gezanten van Engeland, Frankrijk en Rusland. Tot eene proeve diene hun hezoek bij den Reis-effendi, op den 28 October, toen zij het berigt van den slag bij Navarino ontvangen hadden, en hij nog niets daarvan | |
[pagina 264]
| |
wist of vermoedde. Zij legden hem de drie volgende vragen voor. 1o. ‘Welke zijn de instructiën, die ibrahim pacha van de Porte ontvangen heeft? 2o. Hoe zou de Porte eene vijandelijke handeling beschouwen, die van de zijde der vereenigde Eskaders wel kon plaats hebben, ingeval ibrahim weigerde aan den verklaarden wil der drie verbondene Mogendheden te voldoen? 3o. Blijft de Porte nog volharden bij hare weigering, om de eischen der drie Mogendheden te vervullen? De Reis-effendi antwoordde kortelijk: ‘De Porte heeft de verbonden Mogendheden niet naar de lastgevingen gevraagd, welke zij haren admiralen had opgedragen; alzoo is zij niet verpligt, de hare, aan ibrahim opgedragen, aan die Hoven mede te deelen. Wat wij doen zullen, indien er vijandelijkheden gepleegd worden, voelen wij ons niet gezind, thans te verklaren; want men geeft het kind geenen naam, voordat het geboren en het geslacht bekend is. Overigens zal de Porte niet van hare reeds verklaarde grondstellingen afgaan.’ Vrij levendig wordt de veldtogt van 1828 verhaald, en vervolgens het plan van metternich tegen Rusland blootgelegd. De Schrijver was, dunkt ons, omdat bij van dezen man een vijand is, hier verpligt te bewijzen, wat hij hem aantijgt. Men mag eenen Staatsman maar met alles toedichten. Hij voert ons rond in een doolhof van kuiperijen door metternich in het werk gesteld om Ruslands magt tegen de Porte te fnuiken, maar wijst geen enkele bron aan, die zijne beweringen gezag bijzet. Hagen haat den Oostenrijker, en wij nemen hem dat niet kwalijk; maar de haat geeft nog geen regt, om iemand te schandvlekken, en geldt zeker nergens voor bewijs. Met genoegen hebben wij de beschrijving van den veldtogt der Russen in 1829 gelezen, die met den roemrijken vrede van Adrianopet eindigde, en te gelijk het onafhankelijk volksbestaan der moê gestreden Grieken uitsprak. Hagen ontwikkelt nu den inwendigen toestand van dit volk, hetwelk zoo veel miste van 't geen noodig was om eene geregelde, goed geordende Maatschappij te | |
[pagina 265]
| |
vormen. Hij gispt het bestuur van capo d'istria; maar wie anders was beter voor die taak berekend? Hij keurt ook den Russischen invloed af; maar wat hebben de Grieken bij den Engelschen gewonnen? In het Zesde Hoofdstuk houdt de Schrijver zijne lezers bezig met de Staatkundige gebeurtenissen in Engeland en Portugal, sedert den dood van canning. Hij begint met de optreding van het Tory-Ministerie van wellington, en beschrijft de schandelijke overweldiging van Don miguel in Portugal. Zoo naderen wij de sluiting van een tijdvak vol worsteling en verwarring van strijdige inzigten en belangen, hetwelk zich oploste met een nieuwen schok; zonder dat men heeft kunnen zeggen: ‘novus nascitur ord.:’ maar wel: ‘oriuntur novi turbines.’ Het vierde Boek van dit werk omvat de Julij-omwenteling en de algemeene beweging in Europa, gedurende 1830 en 1831. Het Eerste Hoofdstuk plaatst den lezer onder de nimmer rustende Franschen, die niet zonder meester kunnen zijn, en geen meesterschap verdragen willen. Hagen vangt aan met het plan des Konings te beschrijven, zoo als hij, in het gareel der priesterschap en der oude leenroerigheid Frankrijk buiten de revolutie in den toestand van vóór 1789 poogt terug te plaatsen, en het streven des verontwaardigden volks, om de vruchten der zoo al niet gezegende, dan toch groote revolutie zoo veel mogelijk ongeschonden te bewaren. Villèle zien wij vallen voor de oppositie, versterkt door de ontbinding der Kamers, die laatste stuiptrekking eener op sterven liggende regering. Hardnekkig als een monnik kon karel geen vrede hebben met het Ministerie-martignac. Het was slechts een middel van overgang tot het Bestuur van het Ministerie polignac, die het absolute Koningschap zóó hoog opvoerde, dat het instortte en het Huis en den troon der bourbons onder zijne puinen begroef. Met toenemende belangstelling volgen wij den Schrijver op de loopbaan van polignac, wiens persoonlijkheid alleen genoeg was om geheel Frankrijk te verschrikken. Nog eer hij iets gedaan had, hetwelk dien afkeer regtvaar- | |
[pagina 266]
| |
digde, vormde zich een geweldigen tegenstand, binnen de perken der wet, wel is waar; doch juist daardoor te meer gevaarlijk. De Kamer kwam in eene dreigende houding bijeen. De Koning maakte zich bij hare opening zóó driftig, dat hem de hoed van het hoofd viel. De Hertog van orleans raapte den hoed op, en gaf hem dien terug. Toen den Koning, niet lang daarna, ook de kroon van het hoofd viel, raapte de Hertog van orleans ook de kroon op, maar zette die, zonder pligtplegingen, op zijn eigen hoofd. De gelukkig uitgevoerde krijgstogt tegen Algiers bedwelmde de Franschen niet, noch sloot hunne oogen voor den wezenlijken strijd, waarin voor goed beslist zou worden of men zou vooruitgaan op den weg van vrijheid, licht en beschaving, òf terugkeeren tot den goeden tijd van den Veertienden lodewijk, met al zijn priesterlijk poppenspel, misschien wel met eene vrome herhaling der dragonades. De nieuwe Kamer telde eene overgroote meerderheid van vijanden. Karel besloot haar te vernietigen met zijne drie beruchte verordeningen, welke thans, nu een overweldiger heeft doorgetast, die een octavianus tot voorbeeld neemt, zachtmoedig schijnen. Het is onbegrijpelijk, hoe polignac zich kon inbeelden met dertien duizend man eenen Parijschen Staatstorm te zullen bezwaren. Zijne aanmatiging en dwaasheid kostte den Tienden karel de kroon, en hem en zijne medestanders de vrijheid. Zoo ergens dan komt het hier uit, dat de Schrijver een Republikein is. Wij gelooven gaarne, dat zij, die tegen de besluiten des Konings de wapenen opnamen, ook aan het Koningschap den oorlog verklaarden, en, reeds toen, noch een orleans, noch een bonaparte, noch een bourbon begeerden; maar dat, wat eerst later in 1848 is gebeurd. Doch die straatvechters, door hem als helden of halve goden verheerlijkt, waren toch het volk niet. Door zijn republikanisme laat hij zich zelfs verleiden tot onregtvaardigheid jegens lafayette, en hen die 't voor pligt hielden, den springvloed der revolutie eenen dam tegen te stellen, en in de bedding der Con- | |
[pagina 267]
| |
stitutionele Monarchie af te leiden. De verkiezing van lodewijk filips tot Stadhouder had wel iets van een luchtig ballet na een akelig treurspel. De Comédie op het stadhuis was een echt Fransch spectakelstuk. Hagen laat haar eindigen met het tegenbezoek van lafayette op het Palais Royal. Men weet, hoe vele beroepen er zijn gedaan op het beruchte programma van het Stadhuis. Welnu, lodewijk filips betuigtGa naar voetnoot(⋆), dat hij 't nooit onder de oogen heeft gehad. De Schrijver lost het raadsel eenigermate aldus op: ‘Intusschen meende de Republikeinsche partij, toen lodewijk filips het Stadhuis had verlaten, toch iets te moeten doen, ten einde van orleans ten minste de verzekering der gewigtigste volksregten te erlangen. Zij ontwierp daarom een Programma, en droeg lafayette op, bij zijn af te leggen tegenbezoek op het Palais Royal, de erkenning daarvan van den Stedehouder te verlangen. Deze kende echter zijnen man; toen lafayette bij hem verscheen, ontving hij hem met voorkomende vriendelijkheid, liet zich terstond met hem in een politïek gesprek in, en nam hem door de verzekering, dat hij geheel van zijne meening was, geheel en al voor zich in. “Gij weet,” zeide lafayette, “dat ik een Republikein ben, en de Staatsregeling der Vereenigde Staten voor de volkomenste houde van alle, die immer hebben bestaan.” - “Ik denk juist als gij,” hernam orleans, “het is onmogelijk twee jaren in Noord-Amerika geleefd te hebben, zonder van dezelfde meening te zijn. Doch gelooft gij, dat het voor ons, in den tegenwoordigen toestand van Frankrijk, en naar de algemeene denkwijze raadzaam is, haar aan te nemen?” - Neen,’ antwoordde lafayette, ‘'t geen tegenwoordig het Fransche volk noodig heeft, is een populaire troon, omgeven van Republikeinsche inzettingen.’ - ‘Geheel mijne zienswijze.’ hervatte daarop lodewijk filips. Lafayette was opgetogen over de gezindheden van den Hertog, en vergat geheel en al het Programma voor den dag te halen, 't welk hem op het Stadhuis was ter hand gesteld. De Republikeinsche partij was daarvan wel zeer | |
[pagina 268]
| |
ontstemd, maar lafayette deed het mogelijke, om overal de edele gezindheid van lodewijk filips te verheffen en daardoor zijn gezag te bevestigen.’ - Het Hoofdstuk eindigt met de verwijdering der Koninklijke familie van het Fransche grondgebied, die kort maar toch levendiger beschreven wordt, dan op des Schrijvers gewonen trant. Zal dat Geslacht zijn Vaderland wederzien? Bij de verheffing van den Orleanschen tak voorspelden wij zijn val, en de verheffing van de toen half vergeten familie van bonaparte, en daarna den terugkeer der bourbons. Hoe ver zijn wij nu van de gehééle vervulling dier niet moeijelijke voorspelling nog verwijderd? Het Derde Hoofdstuk geeft eene doodmagere beschrijving van de troonbestijging van lodewijk filips; maar wij zien er toch duidelijk uit, dat hij liever een gevallen hoed dan een gevallen kroon terug gaf, en de mogelijkheid zelfs om die kroon terug te krijgen, behendiglijk wist te vernietigen. - De stand der partijen, op het einde van 1831, wordt naar waarheid, ofschoon wel wat oppervlakkig voorgesteld. Het Vierde Hoofdstuk geeft een overzigt van de Belgische omwenteling. Zoo als Dr. hagen haar beschreef, kwam zij den Vertaler volstrekt ongeschikt voor, daar hij blijkbaar alleen Belgische bronnen heeft geraadpleegd en dus vele zaken in een verkeerd daglicht geplaatst. Dat is niet aangenaam voor den lezer, noch geschikt om hem vertrouwen inboezemen voor de rest; want wie verzekert hem, dat de auteur niet alles uit eenzijdige berigten geput, en in een valsch daglicht gesteld heeft. Zijne beschouwing althans van de Julij-omwenteling is er niet vrij van. De Heer bosscha heeft dit Hoofdstuk geheel omgewerkt, doch ook daarbij hermes, alweder een vreemde, gevolgd. Wij vragen: waarom? - Waarom uit vreemde bronnen geput; waarom elders gezocht, wat hier voor zijne voeten lag? Moeten wij dan zelfs de geschiedenis van ons eigen land van vreemden vernemen? Moeten wij die van vreemden vernemen, zelfs dàn als de Nederduitsche Schrijver Hoogleeraar is in de geschiedenis en letteren? - Wat daarvan zij, het Hoofdstuk | |
[pagina 269]
| |
geeft de oorzaken van deze omwenteling op. Hoe verschoonend beschreven, zij blijft immer een zwart blad in de geschiedenis van hen, die zich daarbij aan niet te verschoonen achteloosheid en zwakheid hebben schuldig gemaakt. Vlugtig loopt de Vertaler of Schrijver over het Nationaal Congres heen, maar de grondtrekken van de Belgische Constitutie, misschien het eenigste goede dat die glorieuse omwenteling heeft tot stand gebragt, worden met zorg aangewezen. Gansch niet vereerend zijn de houding en het gedrag van lodewijk filips bij de keuze van den man, die den Belgischen troon zou beklimmen. Het Hoofdstuk sluit met de benoeming van Prins leopold, een present van Engeland, dat het aan Griekenland geweigerd had. De Staatkundige bewegingen in Duitschland in dit tijdsgewricht leveren de stof van het Vijfde Hoofdstuk, waarin hagen eene algemeene beschouwing geeft van de gebeurtenissen op het gebied van wetenschap, fraaije letteren en godsdienst. Hij verhaalt hoe de Duitsche beweging zich eerst meester maakte van het Noorden, ‘waar de tegenstrijdigheid tusschen de behoeften des volks en de bestaande inrigtingen het sterkst in het oog sprong. Zij neemt daar bijna overal een revolutionair karakter aan, en het gelukt haar, met uitzondering van Pruissen en eenige kleine Staten, haar doel voor een deel te bereiken; namelijk, eene verandering in de Staatsregeling in den zin van het stelsel van vertegenwoordiging: men wilde haar slechts volmaken, haar tot eene waarheid maken. De beweging vertoont zich derhalve voornamelijk langs den wettigen weg, in Stendenvergaderingen.’ Zij toonen echter eene groote stoutmoedigheid, en slepen de regeringen mede. Deze volgen ten deele de nieuwe denkbeelden. Daarmede bevredigen zij den geest der bevolking, ja, bewerken zelfs, dat het liberalismus zich met vertrouwen naar de Vorsten wendt, hopende, dat er een nieuw tijdperk voor het Constitutionele leven zij aangebroken. Dit verschijnsel openbaart zich ook in het Noorden, sedert ook daar de vertegenwoordiging is ingevoerd. De beweging houdt zich | |
[pagina 270]
| |
binnen de wet, en wil enkel hervorming; maar vast beraden, stapt zij moedig voort, en overwint door hare zedelijke kracht. Wij hebben dezen terugblik des Schrijvers opgevangen, om hem niet geheel te volgen op zijn eentoonigen weg. Dit Hoofdstuk leert ten overvloede, dat Duitsche eenheid, zoo als die in de laatste tijden is begeerd, een droombeeld is. Slechts eenheid in verscheidenheid is een Germaansch idé. Zeer geleidelijk laat de Schrijver op de Duitsche zaken de Zwitsersche volgen. Hij maakt zich verdienstelijk bij hen, die met het Staatkundig leven dier volken niet innig bekend zijn, door den inwendigen toestand van het bestuur in Zwitserland goed uiteen te zetten. Hier en daar schemert het duidelijk door, hoe weinig door het volk in de Staatshuishouding kan gedaan worden, als het de noodige beschaving mist. De Vertaler klaagt, dat de Schrijver, met die erkentenis, den vijanden van het democratisch beginsel een wapen in de hand geeft; maar hij klaagt ten onregte: de Democratie is haar eigen vijand; want zij is niet bestaanbaar. Wij gunnen 't den Heer bosscha gaarne, dat hij de democratie in gezonden zin huldigt; maar zij kan niet gezond blijven. Zij leeft te sterk en sloopt haar eigen kortstondig bestaan, zoodat men ten slotte den despoot toejuicht, die den doodelijk kranke den genadeslag geeft en het riekende lijk maar begraaft. Het Zevende Hoofdstuk verplaatst ons naar Engeland om er den Reformbill te zien aannemen. Vandaar steken wij over naar Portugal, waar Don miguel voor Fransche en Engelsche overmagt de vlag strijkt, doch den gewapenden opstand in bloed verdrinkt. De Spaansche aangelegenheden doet de Schrijver in een paar bladzijden af, lang genoeg, hoewel hij geen eerekrans vlecht voor de buitenlandsche Staatkunde van den zoogenaamden napoleon des vredes. In het Achtste Hoofdstuk deell hij de woelingen van Italië mede, door de Oostenrijkers onderdrukt. Het volgende beschrijft het ongelukkig bewind van capo d'istria, die onder de verraderlijke slagen van de wraak zijner tegenstanders valt. | |
[pagina 271]
| |
Het is ligt te verklaren, waarom hagen twee uitgewerkte en meer uitgebreide Hoofdstukken wijdt aan de ongelukkige Poolsche omwenteling. Men zal hem hier met genoegen volgen. Hij dringt er wel niet door tot de bronnen van den opstand, maar ontwikkelt de aanleiding tot den heilloozen 29 November, die, zoo de opstand ware geslaagd, de geboortedag van het herleefde Polen zou zijn geworden. Hij schetst den loop der gebeurtenissen, en wij zien hoe onderlinge verdeeldheid - die Poolsche erfsmet! - het welgelukken van het goed begonnen werk onmogelijk maakte. De halve maatregel van den Dictator chlopicko verlamde, daarenboven, de Nationale kracht en verhinderde het buitenland een stap voor de Polen te doen. Wij beklagen het volk dat in een ongelijken strijd lauweren behaalde, maar door de misslagen zijner veldheeren belet werd die voordeelen te verkrijgen, door welke ten minste den oorlog zoo lang zou zijn gerekt, dat hunne vrienden elders iets goeds in hun belang hadden kunnen beproeven. Dr. hagen leidt ons door een Diplomatieken doolhof, waarin wij hem ongaarne volgen, en de Koning der Franschen een zeer bedriegelijke rol vervult. De Poolsche opstand eindigde, hoofdzakelijk door eigen schuld, met de vernietiging der Poolsche Nationaliteit. Daarmede eindigt dit Deel, hetwelk echter niet het laatste kan zijn, omdat de titel méér belooft. Wij vinden geene reden om ons oordeel reeds bij de aankondiging van het Eerste Deel uitgesproken, terug te nemen of te wijzigen. Evenwel is het werk zeer belangrijk, en wij kunnen 't als zoodanig aanbevelen.
h. j.h.s. |
|