Mannen hebben elkander om begrippen gehaat, gevloekt, en gemoord; vrouwen hebben voor de liefde en uit liefde jegens God en Zijn Woord, zich-zelve opgeofferd. Het grijpt ons aan, als wij jaarlijks in de broederlijke bijeenkomst te Rotterdam jongelingen zien, die weldra de breede wateren zullen oversteken, om voor hen, die in de nevelen zijn der dwaling, den fakkel der waarheid en geregtigheid te ontsteken; maar een heilig vuur doortintelt ons, als wij hooren van de edele vrouwen, die midden in het land der Heidenen scholen oprigten, kinderen tot zich lokken, en harten winnen en heiligen voor het Koningrijk der hemelen. ‘Och, 't is maar dweeperij, opgewonden geestdrift!’ roepen sommigen uit. Zulke uitroepingen brengen ons den gierigaard voor den geest, die over geldbeleggen redeneert, terwijl de liefde den noodlijdende voedt en tegen den hongerdood beschermt.
Het lieve boekje, dat met de afbeelding eener Chinesche school voor ons ligt, geeft in eenige proeven wat er, door vrouwen vooral, ten behoeve van de vrouwen in China en in de naburige landen gedaan is en nog gedaan wordt. Gelijk in Engeland zoo veel groots en goeds tot stand komt, werd ook in 1834, in de konsistoriekamer van de Sint jans-Kapel te Londen, door eenige dames, tot verschillende Kerkgenootschappen behoorende, een genootschap opgerigt, met het doel ‘om in China en in de naburige landen, overal waar zich eene gunstige gelegenheid daartoe aanbiedt, scholen op te rigten en daarover een wakend oog te blijven houden; - en in het Moederland godsdienstige en welopgevoede vrouwen op te leiden, om aan het hoofd dezer scholen te staan; insgelijks ook tot het vormen en aanmoedigen van hulp-onderwijzeressen uit de inboorlingen: - terwijl men in de scholen, die met dit Genootschap in verband staan, er zich vooral op zal toeleggen, om de leerlingen bekend te maken met de waarheden der Heilige Schrift, hun den Heere christus te doen kennen als haar Verlosser en Heiland; en hun tevens onderwijs te doen ontvangen in al die kundigheden, welker verkrijging naar aanleiding der omstandigheden wenschelijk wordt geacht.’