| |
Iets over de gebruiken in de staten van Noord-Amerika.
(Twee Fragmenten uit brieven.)
Het tabakrooken.
Op een' Zondag kwam ik te Philadelphia aan en de lust beving mij om een kleine wandeling te doen, en de straten en gebouwen eens op te nemen. Ik stak dus, in het logement, eene sigaar aan, maar naauwelijks had ik eenige schreden in de straat gedaan, of ik werd aangesproken door een man, die beleefd zeide: ‘Mijnheer! des zondags rookt men te Philadelphia niet op de straat.’
| |
| |
Niet zeer gemeenzaam met 't Engelsch zijnde, verstond ik hem niet goed, gaf hem zijn beleefden groet terug en wilde voortgaan; maar nu vatte hij mij aan den arm en herhaalde zijne aanbeveling: ‘om mijn sigaar te dooven, wijl men des zondags te Philadelphia, op de straat, niet rooken mogt.’ Knorrig keerde ik terug en bleef te huis, en vertrok den volgenden dag naar Boston.
Dáár wilde ik, even als te Philadelphia, de stad eens opnemen, en ging derhalve uit, naar mijne gewoonte met een sigaar in den mond. Naauwelijks was ik den stoep afgetreden, of een agent van politie klampte mij al weder aan boord, en zeide:
- Mijnheer! wees zoo goed uw sigaar weg te doen; men rookt te Boston niet op de straat.
- Met uw verlof - antwoordde ik - het is heden geen zondag.
- Gij hebt gelijk, 't is dingsdag. Maar.....
- Welnu?
- De dagen hebben met hetgeen ik u zeg niets te maken.
- Te Philadelphia - hernam ik - heeft een heer, die mij dezelfde dienst bewees, mij zeer stellig gezegd en herhaald: dat men des zondags niet op de straat rookt.
- Te Philadelphia, dat is mogelijk; maar 't gaat òns niet aan. Te Boston, Mijnheer! rookt men nimmer op de straat. Daar gij vreemdeling zijt vergenoeg ik mij met u dat te zeggen; doch wanneer gij voortgaat zal ik gedwongen zijn u als een inwoner te behandelen.
- En wat zoudt ge dan doen?
- Ik zou u beslaan in eene boete van vijf dollars.
- Dan zou mijn sigaar mij te duur worden; maar 't komt mij voor, dat dit eene tirannij is. Ik heb er geene woorden voor. Geen dwingeland behandelt zijne slaven harder, dan 't gebruik hier den vrijen man.
| |
De voorstelling.
Ik ontmoette twee belangrijke reisgenooten, van welke de eene het land op zijn duimpje kent. - Niets zou mij
| |
| |
aangenamer zijn geweest, dan eene dadelijke kennismaking; maar ik had niemand om mij, volgens de Amerikaansche gewoonte, aan hen voor te stellen. Men zorge vooral die formaliteit der voorstelling niet te verzuimen, waarop men hier uiterst gezet is; veel méér nog dan in Engeland vanwaar zij is overgenomen. De Amerikanen drijven de naauwgezetheid daarin al zeer ver. Tot een voorbeeld verhaalde men mij het volgende.
Er was een man in de Mississipi gevallen en op het punt van te verdrinken. Een Amerikaan, toegevende aan het gevoel van menschlievendheid, stond gereed om hem te redden, en had reeds zijn rok uitgetrokken, om zich in den stroom te werpen. Toen echter bedacht hij zich, nam zijne lorgnet, bezag den drenkeling, en trok zijn rok weder aan, met al de koelheid, die dit ras kenmerkt, en zich omkeerende, sprak hij binnen 's monds: ‘Ik ken dien heer niet, hij is nooit aan mij voorgesteld.’
Te Baltimore vond ik, in een openbaar rijtuig, een vrij kostbaren armband, en herinnerde mij hem gezien te hebben aan den arm eener jonge dame, die digt hij mij had gezeten. Ik vloog haar na, en gaf haar het gevondene terug; maar zonder een enkel woord van dankbetuiging, zelfs zonder mij te groeten, nam ze de bracelet aan en ging voort. - Ik was niet aan haar voorgesteld; zij kende mij dus niet, en dit was genoeg om haar van alle verpligting aan mij te ontslaan.
De manier waarop ik met den Heer harris in kennis kwam, zal u de dwingelandij van de voorstellings-formaliteit nog duidelijker maken. Ik ontmoette dien Heer, te Mobile, in het Mansion-house, waar wij beiden logeerden. Zijn gunstig uiterlijk, zijne trekken vol goedheid en schranderheid onderscheidden hem boven de menschen van het gewone slag. Des middags zat hij naast mij aan tafel. Een oogenblik hield ik hem voor een Franschman en waagde het een woord tot hem te rigten; toen hij, eensklaps, zich in het zuiverste Amerikaansch tot zijn' anderen buurman wendde. Ik zeg het zuiverste Amerikaansch, want hoewel de taal Engelsch is, hebben de Amerikanen eigenaardigheden van uitspraak, vooral in
| |
| |
't plaatsen der klemtoonen, die de Yankees zeer duidelijk van de Britten onderscheiden. - Ik hield dus dadelijk af, uit vrees van mij bloot te geven. Drie malen daags, gedurende drie dagen, zaten wij naast elkander aan tafel, sliepen in belendende kamers, ontmoetten elkander gestadig op den trap en in de koffijzaal, zonder een groet te wisselen. Den vierden dag, toen de reizigers, die, gelijk ik, naar Mobile wilden, zich gereed maakten om naar de stoomboot te gaan, zag ik ook mijn tafel- en kamer-buurman, in reisgewaad, met den mantel over den arm en het valies aan de hand.
- Goed - zeide ik in mijzelven - nu zullen wij toch zestig uren lang bij elkander zijn, en de drommel zal er meê spelen, als ik nu geene gelegenheid vind om kennis met hem te maken. Met het doel echter om mijne toekomstige vriendschap niet in de waagschaal te stellen, bleef ik het gebruik in het oog houden. Des morgens had ik mijn' naam op het register van de stoomboot ingeschreven en eene kajuit gehuurd. Gij weet zeker, dat, op de stoombooten, deze kabinetjes twee bedden boven elkander bevatten? Oordeel nu over mijne blijdschap, toen ik in mijn' kamergenoot mijn' gehoopten toekomstigen vriend harris ontdekte. Ik wist niet wat ik denken moest van het toeval, dat ons gedurig bij elkander bragt; en eindigde met te gelooven, dat er eene bestiering onder schuilde.
Als ik met een ander dan een Amerikaan had te doen gehad, zou ik hem dadelijk hebben gezegd: ‘Laat ons aan de bedoeling van den grooten manitou gehoorzamen, die ons volstrekt schijnt te willen verbinden. Daar is mijne band, geef mij de uwe, en ruilen wij eene sigaar! Ik heb gemerkt dat de uwe alleraangenaamst zijn; de mijne zijn light brown eerste qualiteit. Wij zijn geboren om elkander te verstaan. Laat ons vrienden zijn voor het leven!’ - Twee Franschen zouden dit niet hebben kunnen weêrstaan; maar deze was een zoon van Amerika, en ik bedwong mijne geestdrift. Het toeval, dacht ik, heeft reeds zoo veel gedaan, dat het nu ook wel zorgen zal ons in betrekking te brengen.
| |
| |
Van de zestig uren waren er reeds acht-en-veertig verloopen, zonder dat wij een enkel woord hadden gewisseld; niettegenstaande ik, altijd op eene gelegenheid hopende, mijn buurman in 't oog hield als eene hen hare kiekens. De wijs waarop eindelijk de toenadering ontstond, leidt mij natuurlijk om u iets van de scheepvaart op de rivieren in Amerika, en bijzonder van die op de Alabama te zeggen.
De Selma, onze stoomboot, was niet zoo prachtig, als ik vele andere bòten in Amerika heb gezien. Het was een vaartuig zoo wel tot vervoer van goederen als van reizigers bestemd. De passagiers zijn er boven en de koopwaren in het ruim. Het gemakkelijke reizen alhier, het comfortable, dat men er op booten en stoomwagens en tot in de kleinste herbergen aantreft, benevens het goedkoope der vruchten, zijn oorzaak, dat er in Noord-Amerika verbazend veel wordt gereisd. Wij waren op de Selma met drie-honderd passagiers, en in een overtogt van Philadelphia naar New-york laadden en losten wij, in weinig uren tijds, elfhonderd personen.
Eer wij te Montgommery aankwamen, waren er tien aanlegplaatsen. Tien malen dus, 't zij nacht of dag, raakten wij de oevers van de Alabama om goederen of menschen aan wal te zetten of in te nemen, waaruit volgde dat het inwendige aanzien van het vaartuig, even als de oever van den stroom, gestadig veranderde en ik telkens vreesde den Heer harris te zullen verliezen. In dat geval ware mijne smart alleen te vergelijken geweest bij die van calypso over het vertrek van ulysses.
De boeg is bij dag de gewone verblijfplaats der reizigers, omdat men daar het verst verwijderd is van de twee reusachtige schoorsteenen der werktuigen, en deze plaats tevens het beste gezigt geeft op de heerlijke tooneelen, die zich elk oogenblik, bij elke kromming van de majestueuze rivier, voor het oog ontwikkelen.
De Alabama is een der minst bezochte rivieren van Noord-Amerika; zij wordt niet, gelijk de Mississipi, de Missouri en de Hudson, in alle rigtingen, van stoombooten doorkruist; slechts twee zulke vaartuigen doen de
| |
| |
dienst tusschen Mobile en Montgommery en ontmoeten elkander éénmaal, in den aftand van vijfhonderd Eng. mijlen. In het midden van dezen, hier en daar, onmetelijk breeden stroom schijnt men dus verloren te zijn in eene uitgestrekte wildernis: zware wouden van reusachtige stammen bezoomen de somtijds steile oevers; op het water en in de bosschen rondom heerscht eene stilte, die door niets gestoord wordt dan door het geraas der werktuigen, dat, door de eentoonigheid, eindelijk ook in stilte zich oplost. De schaduw der boomen belommert een gedeelte van de rivier, wier water, effen als een spiegelglas, zich voor den boeg des vaartuigs plooit, om daarna in cirkelvormige baren op te bruisen als de raderen het in zijne diepte beroeren.
De vaart op de Alabama heeft iets van eene fantastische wandeling: de bogten zijn er zoo menigvuldig, dat men dikwerf voor, naast en achter zich niets ziet dan groene heuvels, die aan een meer doen denken met eilanden bezaaid, tegen welke de boot telkens schijnt te zullen aanloopen, en die met behendigheid moeten ontweken worden. Ik kan u geen denkbeeld geven van de indrukmakende grootschheid der gezigten van deze streek, die nog in haren oorspronkelijken toestand is, door 's menschen hand naauwelijks aangeraakt.
Men heeft de Amerikanen steeds beschreven als een volk van cijfers, ongevoelig voor de schoonheden der Natuur. Wanneer zij eens, zegt men, hun' rijken grond bewonderen, dan geschiedt dat uit hoogmoed. Als zij op de majesteit hunner stroomen bogen, is het om de stoffelijke voordeelen, welke zij hun opleveren. Dit oordeel is waar en onwaar. Men moet den Amerikaan in tweeërlei toestanden gadeslaan. Hij acht inderdaad boven alles datgene wat nuttig is en voordeel geeft; hij is werkzaam; altijd wenschende naar veel gelds en denkende over de middelen om dat te verkrijgen. Zoo is hij in het dagelijksche leven, in den winkel, op het kantoor, in het midden zijner zaken. Maar is hij zonder bezigheid; moet hij, b.v., zestig uren op een stoomboot doorbrengen, dan verandert hij geheel, en wordt, zoo als
| |
| |
men zegt, een nieuw mensch. Dan ontwaakt weêr de natuurlijke aanleg in hem, en kan hij mijmeren, de pracht der natuur bewonderen en die in al hare waarde schatten zoo goed als iemand. Zoo zag ik hem gedurende den dag, ongedwongen gezeten op de voorplecht van de Selma, met een brandende sigaar, zwijgend en verdiept in de beschouwing der schoone bladzijden van het boek der schepping, die zij allen toch zeker twintigmalen doorbladerd hadden. Misschien was ik de eenige aan boord voor wien deze gezigten nieuw waren; en toch was er niemand zoo koud, dat hij niet van tijd tot tijd met geestdrift uitriep: Oh! very fine indeed!
Op deze wijze kwamen wij van aanlegplaats tot aanlegplaats, toen, vijf uren vóór onze aankomst te Montgommery, de boot aan een klein dorp dat den grooten naam van Washington voert, voor de laatste maal stil lag. Dáár wachtte mij eene verrassing: de ontmoeting, namelijk, van een jong Amerikaansch officier, stevens geheeten, die in den oorlog tegen Mexico had gediend en met wien ik te New-Orleans, na zijne terugkomst, had kennis gemaakt. Doch mijne vreugde verdubbelde, toen ik, met hem, in de groote zaal van de Selma gekomen, als een duo, de kreeten hoorde: ‘Hoe, zijt gij daar? Hoe vaart ge? Hoe vaart ge?
Het was stevens aan de eene, harris aan de andere zijde, die elkander, in mijn bijzijn, de handen drukten. Mijn wachten was dus niet te vergeefs: het toeval voltooide zijn begonnen werk, door, tusschen harris en mij, den gemeenschappelijken vriend stevens, als een trait d'union te plaatsen. Met één' blik had hij reeds begrepen, dat zijne vrienden nog geen woord met elkander gewisseld hadden, en hij haastte zich derhalve om ons den een aan den ander voor te stellen. Mijne hand viel in de hand van harris, die haar hartelijk drukte. Het was duidelijk, dat wij beiden één zelfde gewenscht doel bereikten.
- Laat ons daar eens op klinken! - sprak stevens. Naar Amerikaansch gebruik klonken onze glazen tegen elkander, en van nu af ontstond er eene innige welge- | |
| |
zindheid tusschen harris en mij. Wij betuigden wederkeerig hoe wij hadden gereikhalsd naar deze kennismaking, en het bleek nu, dat hij, even als ik, sedert onze eerste ontmoeting in Mansionhouse, te Mobile, geworsteld had met het verlangen om mij aan te spreken, doch door dezelfde reden: 't gebrek aan eene voorstelling, was teruggehouden. |
|