Deugd en ondeugd, door L.J.W. ten Bokkel, Predikant te Noord-Scharwoude. Te Amsterdam, bij Ipenbuur en van Seldam. 1850. In gr. 8vo. 264 bl. f 2-80.
Een gedeelte van de zestien hier geleverde zedelijke verhalen heeft gediend tot mededinging naar den prijs, door de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen uitgeloofd voor ‘eenen bundel verhalen voor het volk, die, hetzij ware, hetzij verdichte gebeurtenissen ten onderwerp hebben, geschikt om de zegenrijke gevolgen der deugd, en de onheilen, die de ondeugd na zich sleept, den lezer sprekende voor oogen te stellen.’ Ééne stem slechts faalde aan de bekrooning; waarom de Schrijver vrijheid meende te hebben tot deze afzonderlijke uitgave, met bijvoeging van eenige andere soortgelijke verhalen.
Uitgewerkt zijn de verhalen niet. Doch het doel, waartoe zij geschreven werden in aanmerking nemende, willen wij ze niet gestrengelijk toetsen aan de eischen der kunst, in dergelijke voortbrengselen van verbeelding en smaak. Van sommige wordt gezegd, dat zij waarheid bevatten, of op waarheid gegrond zijn, of uit waarheid en verdichting zijn zamengesteld. Wij achten dat eene benadeeling van den indruk der overige, die daardoor stilzwijgend tot het gebied der verdichting worden verwezen. Uit het eene verhaaltje valt gene, uit het andere deze nuttige leering te trekken. Vertrouwen op God, matigheid, ouderliefde, huiselijke zorgvuldigheid enz. zijn de deugden, die hier aanschouwelijk worden aangeprezen. Het tiende verhaal zou de schadelijke strekking kunnen hebben, het bijgeloof en het hechten aan voorteekenen te bevestigen; ten minste de prognosticatiën uit het vallen van een' schotel en het breken van een wijnglas komen in dit verhaal uit. Ook is het hoogst