De Schrijver, wie hij zijn moge, ziet blijkbaar door de Groene-bril; hij plaatst zich op het zoogenaamd antirevolutionnair terrein, dat is van hen, die allen voor revolutionnairen uitkrijten, die het in de politiek niet met stahl en groen houden, zij mogen dan democraten, vrijzinnig, gematigd, behoudend of reäctionnair wezen.
Wat de vertoogen-zelve aangaat, die hier worden aangetroffen: zij zijn niet te beöordeelen, zonder ze tevens geheel of gedeeltelijk te wederleggen; daartoe is hier de plaats niet en gevoelt Referent ook geene de minste roeping. Dus, slechts een kort woord over elk. In het eerste vertoog wordt de bepaling der Grondwet bestreden, volgens welke gedurende een Regentschap geene verandering in de Grondwet of in de erf-opvolging mag worden gemaakt. De Heer groen c.s. schijnt niet te willen gelooven, dat in deze bepaling, gedurende een Regentschap, de hechtste grondslag bestaat voor de onschendbaarheid van de regten der Kroon en van de Dynastie. Het tweede vertoog dringt op de ontbinding der Kamers aan: maar behalve het motief, hetwelk alleen die ontbinding kon, mogt en moest wettigen, - dat namelijk de verkozenen naar een provisioneel reglement niet voor een deel zouden blijven zitten naast de verkozenen volgens de nieuwe Kieswet - heeft, bij den Schrijver en zijne partij, blijkbaar; bij den wensch naar ontbinding, het verlangen gegolden, om de oppositie tegen het tegenwoordig Gouvernement in de Kamers te versterken; dit verlangen is althans, wat de Tweede Kamer betreft, niet bevredigd. Het derde vertoog heeft de strekking, om de denkbeelden van den Minister van Binnenlandsche zaken omtrent de betrekking tusschen den Koning en zijne Ministers in verdenking te brengen; maar de Schrijver-zelf is te kort geschoten in den eerbied voor het echt constitutionneel beginsel: the King can do no wrong, hetwelk toch in het Engelsche Staatsregt, met hetwelk men zoo vaak schermt, is ingeweven. Het vierde vertoog eindelijk, tast de Kieswet in hare beginselen aan, vooral van de groote districten en den lagen census. De ondervinding bij de laatste verkiezingen heeft echter geleerd, dat de census hier te lande volstrekt niet te laag is, en dat ook bij de tegenwoordige Districts-verdeeling elke partij en elke kleur in
betamelijke evenredigheid kan worden vertegenwoordigd.
Dit zij genoeg, om den geest en de bedoeling dezer Politieke wenken en vertoogen te doen kennen en waardeeren. Zij kunnen wedijveren met de Staatkundige be-