De nuttigheid van taalkennis.
In de diligence zat eene dame tegenover een heer van Oostersch voorkomen, die een gesprek, hetwelk hij met zijnen buurman hield, met de afgrijselijkste vloeken doorspekte. Toen 't al te erg werd vroeg hem de Dame beleefd: ‘of hij ook 't Hebreeuwsch verstond?’ - ‘Ja zeker.’ - gaf hij ten antwoord, denkende dat zij hem in die taal iets wilde zeggen. - ‘In dat geval’ sprak de Dame ‘zoudt ge mij en waarschijnlijk ook de overige passagiers veel genoegen doen, als ge uwe vloeken in 't Hebreeuwsch wildet uitspreken.’ - De teleurgestelde en beschaamde snoever had, na dit scherp maar vriendelijk verzoek, niets meer in te brengen.