| |
Levensbeschrijving van Jacobus van Wijk, Roelandszoon, Lid van onderscheidene Binnen- en Buitenlandsche geleerde Genootschappen, voormalig kostschoolhouder te Kampen, en Broeder der Orde van den Nederlandschen
| |
| |
Leeuw. Door C. van den Vijver. Met Portret en eene afbeelding van het Monument. Te Zwolle, bij R. van Wijk, Az. 1849. In gr. 8vo. f 2-50.
Mogt weleer aan wertz de eer eener openlijke hulde, in het Remonstrantsche kerkgebouw te Amsterdam, door de voordragt van een der schoonste dichtstukken van b. klijn, bz., voor eene aanzienlijke vergadering, feestelijk opgekomen om 's mans nagedachtenis te vieren, te beurt vallen; mogt ook de gedachtenis van den Heer r. van wijk, jz., door de Bijdragen van een zestal Redenaars en Dichters, in druk tot lof van dien te vroeg overleden Onderwijzer uitgegaan, bewaard blijven: aan den Vader des laatstgenoemden wordt, in dit geschrift, eene dergelijke hulde gebragt, en hooge achting voor den overledene aan den dag gelegd, niet alleen door den inhoud van het wèlgeschreven opstel, maar ook door een vrij groot getal van inteekenaren; onder welke mannen zijn, wier namen elke lijst van deelnemers zouden versieren.
De Heer van den vijver vond dus aanmoediging, zoo wel in de gebleken goedkeuring van zijn besluit, om deze levensschets in het licht te zenden, als in de behoefte om zijnen vriend de schatting zijner achting te brengen; en, in hem, ook den stand des onderwijzers, waardiglijk, naar diens grooten invloed op de Maatschappij, te vereeren.
En, waarlijk, het zamenstellen en uitgeven der levensbeschrijvingen van zulke mannen, die de zamenleving ten sieraad verstrekken, of hun leven, op welke wijze ook, tot haar voordeel besteedden, kan niet anders dan gunstig werken op anderen die een spoorslag behoeven, om hun aanzijn te veredelen, en moet ook genoegen schenken aan elk, die deugd, wetenschap en vlijt, in iederen stand, waardeert.
Inderdaad, het is voor den weldenkende een genot, het leven en streven na te gaan van verdienstelijke mannen, die 't zij op het slagveld, voor 't vaderland, het leven waagden, of in hunne boekencellen de grenzen der
| |
| |
wetenschap uitbreidden, of als opvoeders eene, naar ziel en ligchaam krachtige jeugd trachtten te vormen. Vooral de laatsten hebben, - niet om zich-zelven (hunne belooning is hooger), maar om het heil der menschheid, wezenlijk behoefte aan belangstelling en hulde in geschriften of eereteekenen. Immers de daden of werken der eersten, worden in de geschiedenis 't zij der volken, 't zij der letteren, opgeteekend en voor vergetelheid bewaard; maar de kleinheid van den stillen kring, waarin de laatste arbeidde en tot anderer welzijn rondzag en naar de hem noodige kennis zwoegde, sluit veelal de aanleiding buiten tot die eer, welke den leeraar des volks, die zijn pligt wèl vervult, boven anderen toekomt; omdat, zonder hem, volksheil, of zelfs volksbestaan schier niet denkbaar is.
Men is derhalve den Schrijver dank schuldig voor zijne bijdrage tot de gedachtenis van den braven en kundigen van wijk. Eene bijdrage, die zijnen leerlingen van vroegeren en lateren tijd, gewis eene aangename herinnering aan de vrolijke dagen eener wèlbesteede jeugd zal verschaffen. De denkbeeldige verplaatsing op het tooneel van 't kinderlijke streven naar kennis en eer, afgewisseld door zoo menig woelige uitspanning, als jongens in tusschen-uren beminnen; die voorstelling van kinderlijke en jongelings vriendschapsbanden, op de school aangeknoopt, en later versterkt of ontstrikt, heeft altijd veel bekoorlijks voor elk, die niet onder den druk van stoffelijke belangen zwoegt, en dood is voor al wat het hart weldadig kan treffen.
In het Voorberigt geeft de Heer van den vijver de redenen op, die hem aanspoorden, en de middelen, die hem ter dienste waren, om den levensloop van den overledene, als mensch, en onderwijzer, en letterkundige te schetsen.. Geen zucht tot overdrevene en dus onverdiende lofspraak, geene verzwijging van gebreken, geene onwaarheid behooren, zoo betuigt de Schrijver, te regt, in eene levenschets, die waarde zal hebben. Men mag derhalve het lezen aanvangen met het gunstige vóóroordeel, dat hier onpartijdigheid de pen heeft bestuurd; en men, gevoegelijk, den blik zal kunnen slaan in het in- | |
| |
wendig leven eens mans, door velen van nabij gekend, door nog meerderen geacht, en wiens invloed, door middel zijner kweekelingen, onberekenbaar mag geacht worden.
De jeugd van van wijk leverde, gelijk uit den aard der zaak volgt, weinig belangwekkends op, dan het bewijs van de bekrompenheid des onderrigts in die dagen en het verderfelijke der politieke tinnengieterij en vroege deelneming aan zoogenaamde staatkundige clubs. Moge dit voorbeeld na ruim eene halve eeuw nog toepassing vinden!
Jong, reeds op 19jarigen leeftijd, ten gevolge zijner geschiktheid tot den omgang met kinderen en eigen wetenschappelijke vorming, als Hoofd-onderwijzer, in de school van 't Eerste Amsterdamsche Departement der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen aangesteld, verdedigde hij de pogingen tot verbetering van 't onderwijs, toen aangevangen en door een schotschrift beschimpt. Als de man nu nog leefde, kon hij 't zelfde op nieuw beginnen. Met al de vermogens van zijnen geest het goede en edele bestuderende en beoefenende zou hij, even als een nassau, de raadt en zoo vele andere vrienden van vorst en vaderland, weder de pen moeten opvatten tot handhaving van het streven naar waren vooruitgang, tegen hen, die schuw zijn van 't licht. Was iemand bevoegd, om den handschoen, den voorstanders van volksheil toegeworpen, op te nemen, gewis 't was van wijk; die, door kennisneming en overdenking van al wat binnen en buiten 's lands omtrent opvoeding en onderwijs gedaan en geschreven werd, door beproeving van al wat hem goed toescheen, zich bekwaam toonde om medeoprigter te zijn van twee, daarmede in verband staande, genootschappen: Een onvermoeide arbeid komt alles te boven, aan wis- en stelkunde, en Tot Nut der Jeugd, voor jonge onderwijzers, aan de beoefening van verschillende vakken, gewijd; terwijl hij wijders de eerste was, die, hier te lande, de verstandsöntwikkeling van blinde kinderen, volgens daarover in de Duitsche en Fransche talen voorhanden zijnde geschriften, op verzoek van men- | |
| |
schenvrienden, aanvaardde en met zoo gelukkigen uitslag beproefde, dat hem daarom, causa honoris, het lidmaatschap der Vrijmetselaars loge La bien aimée werd geschonken; waarin hij, al spoedig, als Orateur, zijne broederen voorlichtte.
Ziedaar den onderwijzer in het eerste tijdvak zijns levens: dat van opkomst, voortgang en roem. Het tweede bevat zijn achteruitgang, dwaling en val; ten deele door goedhartigheid en zwakheid, ten deele door eigen schuld. Men leze de voorstelling er van en werpe, als het geweten van alle vlek rein zij, den steen op hem; maar bedenke, vooraf, dat er meer dan ééne soort van zonde is; dat ook heerschzucht, eigenbaat, geldbejag verdervende kankers voor de menschheid zijn; en, dat de huichelaar nimmer zal struikelen gelijk zulk een man, doch ook niet kan opstaan als hij! Vele, zelfs zonderbare lotwisselingen en bezigheden maken dit deel zijns levens merkwaardig. Wij verzwijgen die, om de verspreiding des aangekondigden geschrifts niet te benadeelen.
Zich-zelven overwonnen hebbende, werd hij achtervolgens een bron van welvaart voor twee steden; door de bloeijende kostscholen, te Hattem en Kampen, onder zijn bestuur. In dit luisterrijkste derde deel van zijn loopbaan schitterde hij ook als letterkundige; door eene reeks van werken, meest de Aardrijksbeschrijving betreffende, welke hem het vereerend lidmaatschap veler geleerde Genootschappen deden bekomen. Koning willem II benoemde hem tot Broeder der orde van den Nederlandschen Leeuw; waarom, is Ref. niet duidelijk, daar deze titel een aanhangsel is, aan die inrigting toegevoegd, ter belooning van of erkentenis voor edelmoedige bedrijven, door den burger van geringen stand verrigt, en dus den onderwijzer niet voegende.
Zoo bereikte hij, onder staâge inspanning, in den zeer vroegen morgen aanvangende en onafgebroken in leerzaal of boekvertrek voortgezet, en over het verlies van al zijn kroost treurende, den ouderdom van 67 jaren. Op zijn graf staat in duurzamen steen de eerenaald, hem, door zijne leerlingen opgerigt, en bij deze levensbeschrij- | |
| |
ving is zijn beeldtenis, met bekwame hand geteekend, ter nagedachtenis voor allen die hem beminden of achtten, en tot een aanmoedigend, zoo wel als waarschuwend voorbeeld van hen, die denzelfden werkkring kozen of zullen kiezen.
a.j.l.
|
|