stad, zoo werkt zijn geest in geheel Frakrijk, en zelfs de Voorzitter wordt door dien onzigtbaren geest als gedwongen om de hand naar eene Keizerlijke kroon uit te strekken. Zoo lang de geest van napoleon aan het stof was gebonden, moest hij van alle pogingen afzien; maar nu hij niet meer binnen muren is op te sluiten, beproeft hij nogmaals zijne kroon te hernemen en aan de nakomelingen te toonen, dat hij nog leeft en millioenen beheerscht.
De Schrijver heeft een aalmoes aan de armen willen schenken en als middel koos hij eene korte scherts van napoleon's loopbaan. Voor den penning, dien men op hét altaar der liefde nederlegt, ontvangt men eene aangename lectuur. Het stukje is in een verheven stijl, nagenoeg in poëtisch-proza geschreven, van daar dat er soms uitdrukkingen in voorkomen, die in het gekuischte proza niet te huis behooren; zoo als bijv. een gouden en ijzeren letterschrift; een helderen blaauwenden hemel; een benaauwd en te eng werelddeel; een bijten in het stof; een wurgëngel, en een zegekar, die kruiddamp ademt. Maar dit belet niet, dat het zich met genoegen laat lezen.
Onze aankondiging van dit geschriftje geschiedt vrij laat; doch dat is de schuld niet van Ref., maar van den uitgever en welligt voor het doel niet ongepast: - er nadert wederom een winter, en met deze naderen ook de behoeften der armen.
De typographische uitvoering geeft geene stof tot aanmerkingen.
l.h.v.