bouwen dan afbreken, vol ijver voor de goede zaak, en behoorlijk te huis in de heilige schriften. Daarom verdient zijn werk bedaarde overweging, sine ira et studio; te meer, daar hij-zelf zich van alle polemiek en hatelijkheid onthoudt, niemand beleedigt, en dus ook regt heeft, om zonder hatelijkheid of beleediging beoordeeld te worden.
Wij hebben slechts het standpunt van het boekje willen aanwijzen, zonder ons aan eene beoordeeling te wagen. Deze willen wij liever aan de theologen ex professo overlaten. Hier moge nog alleen eene korte inhoudsopgave volgen.
In het voorwoord geeft de Schrijver te kennen, dat ieder vrijheid heeft en verpligt is zijne godsdienstige belijdenis op eigene overtuiging te grondvesten. Daarom verlangt hij, dat ieders meening, en dus ook de zijne, liefderijk geduld worde. Hij wil die aan niemand opdringen, maar slechts in overweging geven.
Hij beschouwt de leer van jezus als voor alle tijden en alle menschen, en is van oordeel, dat zij, zedelijk opgevat, noch met de wijsbegeerte, noch met de wetenschap in strijd is.
Nu volgen eenige voorloopige opmerkingen. De Schrijver verstaat door Christendom ‘de voorstelling van jezus christus omtrent God en de betrekking, waarin de mensch tot de Godheid staat.’ Om die leer zuiver te bekomen maakt hij onderscheid tusschen de leer van jezus en de bijvoegselen der eerste Christenen. De laatste wil hij laten rusten, en alleen de leer van jezus-zelven naar haren innerlijken zamenhang bespreken.
Nu volgen nog zes Hoofdstukken, waarin gehandeld wordt: Over de gesteldheid des Joodschen volks, ten tijde der optreding van jezus christus: Over het zelfbewustzijn van jezus christus: Over de leerwijze van jezus christus: Over het Christelijk Godsbegrip: Over benamingen in het Evangelie, b.v.: Hemel, Hemelrijk, Koningrijk der Hemelen, Zoon van God, Heilige Geest, geloof, bekeering, enz. Ten laatste wordt het Christelijk