heid in de willekeurige spieren, tonische en clonische krampen;
4. Op het verlengde merg door trager, langzamer ademhaling, die zelfs geheel kan blijven stilstaan (dood).
5. Pathologisch-anatomisch zijn de veranderingen nog niet opgespoord, welke hierbij de zenuwstof of het bloed ondergaan, en is er geen grond - wat de scheikunde heeft willen aantoonen - om hier aan vet-verandering of oplossing te denken.
6. Even zoo is het met de bloedsverandering. De donkere kleur van het slagaderlijke bloed is minder aan de inwerking van den chloroform, dan aan de tragere ademhaling - vermindering van ontkoling en oxydatie - toe te schrijven.
7. De lijkopening heeft als standvastige verandering alleen doen kennen: opvulling van het regter hart en de groote aderen; bloedledige longen, zamengevallen.
8. Verschijnselen (subjectieve), welke de lijder opmerkt, zijn: koud gevoel in den mond, later ligt branden op lippen, neus en oogen; zoete smaak op de tong, prikkeling tot hoesten, kramp in de ademhaling, warmte door geheel het ligchaam, suizen of geraas in de ooren, hartklopping, bedwelming, inslapen der ledematen, algemeene spierverslapping enz., ontwaken uit de bedwelming, veelal plotseling.
9. Bij den lijder-zelven neemt men ook (objectieve) andere verschijnselen waar: tegenstreven, verwijde pupil, snelle adem en pols, krampen, daarna stille ijlingen, diepe, snorkende adem, langzame pols, zacht steunen, ophouden van gevoel en beweging, veelal gezonde huidkleur, slaap enz.
10. Zet men bij dieren na de verschijnselen van bedwelming de inademing voort, dan volgt, met uitdooving van bloedsomloop en ademen, onder stuipen, angstgeschreeuw enz., de dood.
11. De invloed des chloroforms op de operatie is gunstig en niet nadeelig voor de volgende herstelling der wond.
12. De bedwelming volgt in 1-2 - hoogstens 5 mi-