toedoen van den Heer sterk had plaats gevonden, daarop in het nommer van 28 Aug. een bitsch bescheid aan het blaadje heeft gegeven. Nu heeft de Schrijver duidelijk aangetoond, dat hij geen deel heeft gehad aan het verspreiden dier afdrukjes, en bij die opheldering had het kunnen blijven; - doch neen: hij voelt zich opgewekt, om, bovendien, zijn artikel eens te apologiseren, en de gemelde Redactie op hare plaats te zetten. - Wie nu lust heeft, om zestig paginaas, tot refutatie van één courant-artikel, te lezen, koope het boekje; doch, naar onze meening, heeft de wetenschap en de philantropie er weinig bij gewonnen.
Opmerkelijk, doch niet troostrijk, is, op bl. 21, in de noot, de verklaring des Schrijvers, dat hij huisgezinnen kent, die zich voor f 12. - in de week hun bedel-bedrijf niet zouden laten afkoopen, en, op bl. 42 en volg., eene lijst, door den Schrijver gehouden, omtrent het lot van een aantal arme huisgezinnen, ten betooge dienende, dat de armen meestal hun lot aan zich-zelven te wijten hebben, en er doorgaans weinig uitzigt is op verbetering van welstand.
De Schrijver schijnt zelf begrepen te hebben, dat het boekje toch in dier voege de wereld niet in kon, maar dat er nog iets bij moest, om het eenigzins belangrijk te maken. Vandaar wel de toevoeging van drie bijdragen, met opzet als nieuwe bijdragen aangeduid.
De eerste, bl. 67-90, bevat opmerkingen nopens den omvang van het armwezen in het algemeen.
De Schrijver maakt dit betoog dienstbaar aan zijne stelling, dat de vermeerdering der armoede voor het grootste gedeelte aan de armen-zelven te wijten is. Naar onze meening is die beschouwing éénzijdig, en ligt de oorzaak der toenemende armoede nog veel meer in slecht bestuurde liefdadigheid; in gebrek aan genoegzaam, vooral godsdienstig, onderwijs; in de vele belemmeringen voor nijverheids-ontwikkeling; in gemis aan philantropische inrigtingen van voorzorg en besparing, en bekendheid daarvan bij de behoeftigen; in slechte inrigting der beleenbanken, en wat dies meer zij: - en wij houden ons verzekerd, dat, naarmate in alle deze gebreken verbete-