Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850
(1850)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Heilige Land en de aangrenzende streken, aanschouwelijk voorgesteld door F. Bässler. Uit het Hoogduitsch volgens de tweede uitgave vertaald door G.C. Montijn, Predikant te Hoornaar. Te Utrecht, bij J.G. van Terveen en Zoon. 1848. In kl. 8vo. 241 bl. f 1-30.Het is een verblijdend verschijnsel in onze dagen, dat de belangstelling in Palestina, het beroemdste land van onzen aardbodem, van dag tot dag grooter wordt; die belangstelling toch is mede een uitvloeisel van het godsdienstig leven, hetwelk in de laatste jaren weder meer en meer is ontwaakt. Inzonderheid hebben de dichterlijke beschrijvingen van de lamartine en von schubert en het wetenschappelijk werk van den geleerden robinson veel daartoe bijgedragen. Gelijk vóór zes en zeven eeuwen de teruggekeerde kruisvaarders door de belangwekkende en treffende verhalen hunner ontmoetingen en heilige gewaarwordingen, hunne land- en geloofsgenooten begeerig maakten om eene bedevaart te ondernemen, zoo wordt bij ons, door de levendige schildering der hedendaagsche reizigers, de lust opgewekt om óók dat eenmaal zoo gezegend land nader te leeren kennen. Maar hoe sterk het verlangen van velen moge zijn, om met eigen oogen het land der belofte te aanschouwen, aan slechts weinige bewoners van onze westersche landen valt dat genot ten deel, en de minder bevoorregten willen daarom gaarne, door goede beschrijvingen voorgelicht, ten minste het oog des geestes laten zweven over de plekken, die geheiligd zijn door zoo heerlijke herinneringen. Die begeerte mag algemeen worden genoemd, en toch is, zelfs bij beschaafde Christenen, de kennis van het Heilige land gering. Van waar dat vreemd | |
[pagina 52]
| |
verschijnsel; van waar die tegenstrijdigheid? Zijn misschien de gebruikelijke leerboeken, hoe voortreffelijk ook, minder geschikt, om het land 't welk zij willen doen kennen, voor de verbeelding te plaatsen? Zou welligt eene aanschouwelijke voorstelling boven eene beschrijving de voorkeur verdienen? Dat meende de Opsteller van deze tafereelen, en dat gelooven ook wij. In die meening werden wij reeds bevestigd door het gunstig onthaal, hetwelk ten deel viel aan de Bijbelsche Landschappen, vóór twaalf jaren in het licht verschenen.Ga naar voetnoot(⋆) Wegens de kostbaarheid van dat werk konden velen het zich niet aanschaffen en werd het dus bijna uitsluitend voor de rijkeren dienstbaar. Levendige en minder kostbare schilderingen van het H. Land in tafereelen bleven wij tot dus verre te vergeefs wenschen. De beoefenaars der Bijbelsche Aardrijkskunde in Nederland schonken ons wel geleerde vertoogen, maar geenszins aangename en onderhoudend geschreven voorstellingen. De vertaling derhalve van een werkje, hetwelk eene aanschouwelijke voorstelling bevat van het H. Land, mogen wij geenszins overbodig rekenen. Wij moeten echter onderzoeken, of het vertaalde-werk aan de billijke eischen en aan de belofte, op den titel uitgedrukt, beantwoordt. Het werkje bevat 46 Tafereelen, tot opschrift hebbende: De Middellandsche zee aan de Syrische kusten; de Libanon; Galilea; het gebergte Naphthali; Nazaret; de Thabor; de vlakte van Jisreël; de kleine Hermon en Gilboa; Jisreël; de beek Kison; Acre; de Karmel; Samaria; Sichem of Sichar; de Jakobsbronnen; Judea; Joppe; de vlakte van Saron; het gebergte van Juda; Jeruzalem; omtrek van Jeruzalem; Siloäh; het dal Hinnom; de berg der booze raadslagen; het dal van Gihon; de natuur rondom Jeruzalem; Bethlehem; de Frankenberg; de tuinen van salomo; het huis van abraham; Hebron; het zuiden van Palestina; het Sinaïtisch schiereiland; Sinaï; Horeb. Plaats der wet- | |
[pagina 53]
| |
geving; de Roode zee; de landschappen aan gene zijde van het Rivier-dal (Ghor); het land van Edom. Gebergte Seïr; het land der Moäbiten; het land der Ammonieten; Tetrarchie van philippus; de landstreek van den oorsprong des Jordaans tot aan de Doode zee; het meer van Genesareth; de vlakte van Jericho; de woestijn van Juda; de Doode zee. - Deze opgave doet ons zien, dat bässler de merkwaardigste plaatsen en streken van het Heilige Land in dit werkje heeft opgenomen. Over het algemeen behelzen deze schetsen zeer levendîge voorstellingen der natuur en geschiedkundige herinneringen. Het bevreemdde ons echter, in de schetsen der aangrenzende streken er geene te vinden van het overoude en zoo merkwaardige Damascus; ook hadden wij, op bl. 16, eene uitweiding verwacht over de zoo prachtige en trotsche ruïnen van Baalbek; die toch met de zoo fraaije beschrijving van v. richter, Wallfarten im Morgenlande, bl. 81-91, niet moeijelijk is. De mededeeling van eenige der vele legenden, omtrent Baalbek en het Trilethon aldaar, zou veel tot het aangename der lezing hebben bijgedragen. Zoo hadden wij ook in diezelfde schets, de Libanon, waar gewag gemaakt wordt van de Maroniten en de Drusen, eene geschiedkundige Noot verwacht, waarin de oorsprong en het karakteristieke van deze dappere bergvolkstammen wierd medegedeeld. Wanneer de Schrijver iets dergelijks verzuimt, de wetenschappelijke Vertaler mag, ja moet, ten nutte van zijne lezers, die leemten aanvullen, dat gebrekkige verbeteren. Had de Heer montijn dit gedaan, het publiek zou er hem dubbel voor danken. De vertaling is zeer goed, maar het is ook niets meer dan eene vertaling. Vooral hinderde ons dat, op bladzijde 92, waar het zoo dieproerend klaaglied der Joden over Jeruzalem is medegedeeld. De Vertaler schijnt niet gevoeld te hebben, dat het een koorgezang is. Aldus toch lezen wij bij karl von raumer, Palästina, S. 235: ‘Die Karaitenjuden in Jerusalem theilten demselben Missionär (wolf) ihre Liturgie mit; aus dieser sind folgende Chorgesänge, tiefe Jammerklagen jener Juden. | |
[pagina 54]
| |
Erster Chorgesang.
Liturg.
Wegen des Palastes, der wüste liegt
Volk.
Da sitzen wir einsam und weinen.
Liturg.
Wegen des Tempels, der zerstört ist } Volk. Da sitzen wir einsam und weinen.
Wegen der Mauern, die niedergerissen sind } Volk. Da sitzen wir einsam und weinen.
Wegen unserer Majestät, die dahin ist } Volk. Da sitzen wir einsam und weinen.
Wegen unserer groszen Männer, die danieder liegen } Volk. Da sitzen wir einsam und weinen.
Wegen der kostbaren Steine, die verbrannt sind } Volk. Da sitzen wir einsam und weinen.
Wegen unserer Priester, die gestrauchelt haben } Volk. Da sitzen wir einsam und weinen.
Wegen unserer Könige, die ihn verachtet haben } Volk. Da sitzen wir einsam und weinen.
Terwijl wij in het vertaalde werkje van bässler lezen: ‘Aan deze plaats bidt Israël nu alleen in diepen ootmoed, van wege de paleizen die woest liggen, zitten wij hier eenzaam en weenen (,) van wege den Tempel die verwoest is, van wege de muren die ter aarde gestort zijn, van wege onze heerlijkheid die verdwenen is, van wege onze beroemde mannen, die daar nederliggen, van wege de kostelijke steenen die verbrand zijn, van wege onze priesters die gezondigd hebben, van wege onze koningen die hen versmaad hebben, zitten wij hier eenzaam neder en weenen.’ Door den vorm van het Koorgezang te laten varen, heeft de Vertaler het treffende aan die woorden ontuomen. De Vertaler had ook het andere klaaglied, dat wij bij von raumer vinden, kunnen overnemen, daar het te schoon is om niet medegedeeld te worden; ook dát behelst slechts weinig regels:
Liturg.
Wir bitten Dich, erbarme Dich Zions!
Volk.
Sammle die Kinder Jerusalems!
Liturg.
Eile, eile, Zions Erlöser!
Volk.
Sprich zum Herzen Jerusalems!
Liturg.
Schönheit und Majestät möge Zion umgeben!
Volk.
Ach wende Dich gnädig zu Jerusalem!
Liturg.
Möge bald das Königliche Regiment über Zion wieder scheinen!
Volk.
Tröste, die trauern über Jerusalem!
Liturg.
Möge Friede und Wonne einkehren in Zion;
Volk.
Und der Zweig aufsprossen zu Jerusalem!
| |
[pagina 55]
| |
Schrijver en Vertaler hadden ook bij het schetsen van den ellendigen toestand van Jeruzalem niet moeten vergeten te herinneren aan jeremiaas aandoenlijk klaaglied, Hoofdst. I. De menigte van taal- en drukfouten is legio; in langen tijd is ons geen werk in handen gekomen, waarvan de correctie zoo slordig was als van dit werkje. Wij hebben ter loops wel honderd fouten aangeteekend, maar willen onze lezers met de opsomming er van niet vermoeijen. Ook de druk en het papier zijn alles behalve net. Het eene en andere is inderdaad jammer voor een overigens zoo goed geschreven en vertaald werkje.
†-. |
|