Twee helden van het keizerrijk.
Het is nog geene acht dagen geleden (zegt een Fransch Schrijver), dat ik, 't Hôtel der Invaliden bezoekende, hen gezien heb. Om hen henen groepeerde zich het drama van verminking, waarin het doffe gestommel en geklots van armkrukken en houten beenen het geklikklak der klingen en het gebons der geweerkolven vervangt. Elke ridderorde is hier met een stuk van 't ligchaam betaald, ieder lintje van eer bedekt twintig wonden, en onder die blaauwe rokken staat de geheele geschiedenis van napoleon met kogels beschreven.
Wat vreemd gezelschap onder die fragmenten van menschen, meest allen gekleindeeld door schroot, en die men zou aanzien voor 't overschot eens maaltijds van menschenëters!
In de warme stralen der zon, die door 't venster scheen, zaten de twee, die ik bedoel, tegenover elkander. De eene is blind, de ander is zonder armen. De blinde hield een deel der Victoires et Conquêtes op zijnen schoot, waaruit de ander hem voorlas van den veldslag bij welken hij 't gezigt heeft verloren. Aan den avond van een heeten dag werd hij uitgezet op een der uiterste voorposten. De koude nacht kwam; doch men kwam niet om hem af te lossen, en hij viel in slaap. Toen bij 't krieken van den dag 't gebulder der kanonnen, die vroeger wakker waren dan hij, hem deed ontwaken, was hij blind, en - ‘dat was gelukkig!’ zegt hij; want eenige uren later werd zijn regement terug gedrongen, en hij had dus de smart niet, die schande te zien. - Daarna kwam de beurt aan 't gevecht, waarin de ander zijne twee armen heeft verloren. Dat was in Spanje. Den eenen dag, dien van den intogt des legers te Madrid, klonk hij nog en dronk Spaanschen wijn op den triomf des adelaars; den dag daarna lagen zijne twee armen in den Spaanschen grond, en werd hij door vier Chirurgijns, als een mumie, in pluksel en winsels gepakt.
Zóó helpen die twee halve soldaten elkander, die met hun beiden tenaauwernood één heel mensch uitmaken, en toch niet minder opgeruimd zijn dan de heele menschen. De blinde sloeg de bladen om op kommando, en ik zag met genoegen, dat hij een volle snuifdoos had, waaruit hij den