terwijl het geschrift eindigt met eene hoog ernstige beschouwing omtrent het vervullen onzer pligten als staatsburgers uit een godsdienstig pligtbesef; waarbij tevens een korte historische blik wordt geworpen op ons Vaderland sedert 1813. - Het is ontwijfelbaar, dat er geen krachtiger middel tot pligtsbetrachting is, dan de overtuiging, dat men daardoor medewerkt ten goede; geen duurzamer spoorslag daartoe, dan de liefde tot God. Het besef, dat men Gode welgevallig handelt door zijns naasten heil bevorderlijk te wezen, werkt weldadig naar buiten en verbetert ons-zelven. ‘De liefde tot zijn land is ieder aangeboren;’ maar in de keuze der middelen om van die liefde ten beste des lands te doen blijken, dwaalt men veeltijds. Sedert het licht des Evangelies is opgegaan, zijn de middelen, om het welzijn des lands te bevorderen, niet ver te zoeken: men wachte zich echter, om door de kennis der middelen niet zoo ver gedreven te worden, dat men niet zou toezien hoe en door wie, en onder welke omstandigheden die middelen worden aangewend. Eenvoudige maar opgeklaarde godsdienstzin kan zeer veel toebrengen om de zedelijkheid des volks, en daardoor het volkswelzijn te bevorderen en te bestendigen; maar die godsdienstzin zij dan ook zuiver Evangelisch, zonder inmengsel van sectegeest of staatszucht. Doch, hoe het zij, dit zal wel vast staan, en daarin beämen wij des Schrijvers gezegde: ‘dat de zucht naar vrijheid, gelijkheid, broederschap, vooruitgang, vernieuwing en verlichting, Communisme en Socialisme, overgaat ontaard in onzinnigheid en misdaad, als de verwezenlijking gezocht wordt buiten het Evangelie.’ - Wij willen dit verstaan hebben in den ruimsten zin, dat is, namelijk, in de beginselen, welke in het Evangelie voorkomen, als de hoofdsom der Christenwet: ‘Heb God boven alles lief; en uwen naasten als u-zelven.’ - De Schrijver blijkt daarbij iets meer, althans iets anders bedoeld te hebben; maar hetzij hij
zijne meening deswege bepaalder uitdrukt, dan wij die zouden van oordeel zijn te kunnen deelen; dit blijkt echter ten stelligste, dat, wanneer de opmerkingen worden ter harte genomen, die de Schrijver mededeelt, de orde en het welzijn des Lands en dat der ingezetenen gelijkelijk daardoor zal worden bevorderd. En daartoe strekke dan ook dit aanbevelend verslag van het vlugschrift, dat nog heden ten dage voor Regeerders en geregeerden zoo menig nuttigen wenk bevat; mits men het algemeen belang niet verwarre met dat eener partij.
M.V.