Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1849
(1849)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 478]
| |
school te Arnhem. Te Arnhem, bij J.G. Stenfert Kroese. 1849. In gr. 8vo. 35 bl. f : - 30.
| |
[pagina 479]
| |
En welk is het karakter der Nederlandsche? ‘Ik vrees bijna,’ zegt de Schrijver, ‘dat wij zonder groote zelfstandigheid, niet slechts de deugden, maar ook de vele gebreken der Engelsche Infant-schools hebben overgenomen, en tot op den dag van heden behouden.’ - Maar de Schrijver laat zich, bl. 32, hevig uit tegen de zoogenaamde Secte-bewaarscholen, welke hier en daar in ons Vaderland worden opgerigt: ‘zoo lang zij,’ roept hij uit, ‘die christus naam verkondigen, van welke belijdenis ook, niet begrijpen, wat het zegt, het rijk Gods te ontvangen als een kind, huiver ik en bevangt mij een somber gevoel, zoo dikwijls ik lees van nieuw opgerigte bewaarscholen.’ In verband daarmede staat de afkeuring (op bl. 18, volg.) van de in Frankrijk door den Abt dupuch opgerigte scholen, die eene geheel mystieke rigting hebben, welke het Fransche Gouvernement niet beter weet te keer te gaan, dan door de bewaarscholen, als eerste trap van opvoeding en onderwijs, onder het toezigt van den Minister van Binnenlandsche Zaken te stellen. De Schrijver laat zich in dit eerste werkje niet uit, in hoe verre hij zulks ook hier te lande, als behoedmiddel tegen het door hem gevreesde kwaad wenschelijk acht; maar het is opmerkelijk, dat hij in zijn tweede werkje, tot welks behandeling wij thans overgaan, zijnen wensch te kennen geeft (bl. 42), dat in de nieuwe wet op het lager onderwijs eene bepaling als deze worde ingelascht: ‘Voor kinderen beneden de zes jaren zullen er bewaarscholen zijn, waarin de kinderen, door ligchaam en geest ontwikkelende spelen, tot het ontvangen van het lager onderwijs worden voorbereid.’ Dit tweede boekje geeft veel meer dan de titel schijnt te beloven, en onderscheidt zich daardoor reeds gunstig van vele anderen. Wij deelen eerst een overzigt mede van den inhoud, en zullen daarna bij eenige bijzondere punten stilstaan. § 1. Bedoeling van art. 194 der Grondwet, bl. 3-8: eene uitlegging van het artikel, opgemaakt uit de gewisselde schrifturen en gehouden beraadslagingen: die uitlegging geldt vooral de woorden: openbaar onderwijs, waarvan de Schrijver eene tweeledige beteekenis aantoont. § 2. Hooger, Middelbaar en Lager onderwijs, en Klassi- | |
[pagina 480]
| |
ficatie der lagere scholen volgens de thans bestaande bepalingen, bl. 8-19; waarbij de onwisheid dier verschillende uitdrukkingen, in de thans bestaande verordeningen, wordt betoogd. Dit betreft inzonderheid de uitdrukking: middelbaar onderwijs, waaromtrent men schier twijfelen zoude, of het hier te lande wel bestaat. § 3. Voorstel eener nieuwe bepaling van Hooger, Middelbaar en Lager onderwijs; en eener meer eenvoudige Klassificatie der lagere scholen, bl. 20-23. Volgens dit voorstel, zou het Hooger onderwijs de voorbereiding voor den gëleerden stand zijn; het Middelbaar onderwijs, de voorbereiding voor het burgerschap aan de Universiteit; en het Lager onderwijs, al wat het leeren der oude talen voorafgaat [of daarbuiten omgaat: verg. bl. 34]. § 4 handelt bepaaldelijk over het Hooger onderwijs, bl. 23-30. Hier wordt vooral op betere inrigting der propaedeutische studiën, op afscheiding van theoretisch en practicaal onderrigt, en op het doen van afzonderlijke examina vóór de uitoefening van het maatschappelijk beroep; aangedrongen. § 5 betreft het Middelbaar onderwijs, naar den wensch des Schrijvers, met een staats-examen, voor eene permanente Commissie af te leggen, eindigende: bl. 30-33. § 6 eindelijk behandelt het Lager onderwijs, bl. 34-38. Zoowel wat de onderwijzers als het onderwijs zelf betreft, wordt hier op betere Classificatie en beter Commissoriaal toezigt aangedrongen; en bl. 39-47 wordt een ontwerp eener concept-wet [dubbele porte-brisé-deur] op het Lager onderwijs voorgesteld, geheel berustende op de nieuwe verdeeling en het nieuwe stelsel, door den Schrijver aangeprezen. Hoe beknopt ook, bevat dit werkje inderdaad vele nuttige opmerkingen, welke bij de wettelijke regeling der zaak van het onderwijs wel te stade zullen kunnen komen. Het geheele organieke stelsel beveelt zich aan door eenvoudigheid en duidelijkheid, en op enkele uitzonderingen na, zoude Ref. er zich best mede kunnen vereenigen. Om van enkele punten, waarin wij met den Schrijver niet instemmen, te gewagen, komt het b.v. ons wenschelijk voor, dat een vreemdeling, ook zonder - of althans met een anders gewijzigd - staats-examen af te leggen, tot het verkrijgen van den Doctoralen bul worde toegelaten; en is het voorschrift des Schrijvers op bl. 20 ons dus te beperkt. Zoo | |
[pagina 481]
| |
vinden wij ook de classificatie van het onderwijs ‘ter opleiding voor den handel- of krijgstand of in het algemeen voor elke andere betrekking in de maatschappij, die niet tot den geleerden stand kan worden gebragt,’ als Lager onderwijs (zie bl. 34) vreemd en onhoudbaar: veel liever lieten wij de militaire en industrie-scholen buiten de algemeene classificatie. Ook komt ons de groote afscheiding tusschen de theoretische en practische gedeelten van het onderwijs niet voor alle vakken even wenschelijk en doelmatig voor. Het ontwerp voor Lager onderwijs bevat vele oordeelkundige bepalingen, als b.v. het verpligte schoolgaan, het pensionneren der onderwijzers, het voorgestelde omtrent de bijzondere scholen, enz. Wij vreezen echter, dat veel op den geest van bezuiniging, welken men ook op het onderwijs wil toepassen, zal afstuiten en schipbreuk lijden. Het ontwerp is bovendien op verre na niet volledig; gelijk de geheele brochure onderscheidene tot het onderwerp behoorende punten geheel onaangeroerd laat of slechts ter loops aanraakt. Dit neemt echter niet weg, dat wij het als eene belangrijke bijdrage beschouwen tot het gewigtige onderwerp der regeling van het Onderwijs. J.W. |
|