de pligten van den Staat tot bevordering van zedelijk en stoffelijk volksgeluk. II Deelen. Te Deventer, bij M. Ballot. 1848. In gr. 8vo. 494 bl. f 5-5.
De Schrijver, die reeds vroeger, door de uitgave van andere werken, bijdragen geleverd heeft tot bevordering van zedelijke volksverlichting en stoffelijke volksverbetering, toont ook in het nu aangekondigde werk, dat de diaethetika zijne lievelingstudie is, en dat hij deze wetenschap met een gelukkig gevolg beoefent. Wilde men den arbeid van den Schrijver uit een geneeskundig wetenschappelijk gezigtspunt beschouwen en beoordeelen, dan zou men hem geen onregt doen, als men het werk oppervlakkig noemde en niet staande op de hoogte der wetenschap. Maar men zou den Schrijver in dat geval hoogst partijdig behandelen, en de eigenlijke bestemming van zijn arbeid uit het oog verliezen. Het is een volksboek en moet beoordeeld worden naar de vatbaarheid en den smaak van het volk. Door volk bedoelen wij hier niet het geheel onkundige gemeen, maar een beschaafd publiek, doch hetwelk uit leeken in de wetenschap bestaat. De naam mengelwerk, door den Schrijver aan het boek gegeven, laat hem vrijheid tot eene meer losse behandeling, en van die vrijheid maakt hij een ruim gebruik, daar het geheele eerste deel aan eene beschouwing is toegewijd van den Raadpensionaris en dichter jacob cats, in zijn openlijk en bijzonder leven; inzonderheid als diëet- en zedemeester en als bevorderaar van de verstandelijke en zedelijke beschaving der Nederlandsche Natie; zoodat dit deel in zeker opzigt een afzonderlijk werk uitmaakt. Bij wijze van voorgingen handelt de Schrijver: 1. over het leven van cats als jongeling, echtgenoot en vader, burger en staatsdienaar; 2. over cats als volksdichter en zedeleeraar voor onze maatschappelijke zamenleving; 3. over cats, als leer- en tuchtmeester bij de verstandelijke en zedelijke opvoeding der kinderen; 4. over cats als vraagbaak en wegwijzer bij het vrijen en trouwen, en als zedeleeraar ter vorming van brave en
gelukkige echtgenooten; 5. over cats, zoo als hij zich als waard en gast, als diëet- en ceremoniemeester en als gelegenheidsdichter, bij familiefeesten en dischplegtigheden, vertoonde; 6. over het leven, de huishouding en de vermaken van cats op Zorgvliet, en hetgeen hem uit zijne Autobiographie leert kennen, als een voorbeeldig diëet- en zedemeester voor ons persoonlijk leven. Het tweede deel bevat