Archief voor Binnen- en Buitenlandsche Geneeskunde.’ Te Zwolle, bij W.E.J. Tjeenk Willink. 1847. In gr. 8vo. 93 bl. f 1-50.
Dit stukje behandelt een der moeijelijkste onderwerpen van de ontwikkelingsgeschiedenis. Het is bekend, dat e.h. weber reeds in 1841 tot de meening gekomen is, dat bij mannelijke dieren een rudiment van uterus voorkomt, en dat dit deel bij den mensch door den sinus vertegenwoordigd wordt, die tusschen de twee ostia der vasa deferentia in de urethra met eene opening uitkomt, welker wijdte grooter is dan die der uiteinden van de vasa deferentia, waarom sommige oudere ontleedkundigen, deze zijdelings gelegene openingen over het hoofd ziende, gemeend hebben, dat voor de twee afvoerende buizen slechts eene enkele gemeenschappelijke opening in de urethra aanwezig zoude zijn. Van deen, door zijne proeven over het ruggemerg en onderzoekingen over het zenuwstelsel, binnen- en buitenslands sedert lang gunstig bekend, heeft in deze verhandeling zoo wel eenige nieuwe bijdragen tot de ontleedkundige facta in dit veld der wetenschap, als eenige nieuwe gissingen en gevoelens over de wijze om die facta te verklaren, voorgedragen. Hier en daar hadden wij wel meerdere helderheid in de voorstelling gewenscht, hoezeer de meeningen des Schrijvers vooral door de aan het slot beknoptelijk opgegeven stellingen (bl. 69-75) duidelijk genoeg overzien kunnen worden. He aard en strekking van dit Tijdschrift is minder geschikt voor eene uitvoerige beschouwing van het hier behandelde onderwerp. Wij vergenoegen ons dus met deze beknopte aankondiging. Bovenal belangrijk kwam ons voor 't geen over de verplaatsing der vasa deferentia van den fundus naar den voorrand van den primitieven uterus bij de ontwikkeling van het mannelijke individu en de wijze, waarop die verplaatsing geschiedt, hier in het midden is gebragt. Of de Schrijver in zijne beschouwing van den
uterus bij de hazen en konijnen (wij bedoelen den waren, vrouwelijken uterus) zich niet vergist heeft, zoude een breedvoeriger onderzoek vereischen, dan waarin wij hier treden kunnen.
De houtsneêfiguren zijn beter uitgevoerd dan de gesteendrukte plaat, die geenszins tot sieraad van deze verhandeling verstrekt.
J.v.d. HOEVEN.