Wat is het regt gebruik der vrijheid, naar het Evangelie, Een woord aan mijne landgenooten, bijzonder aan de jongelingschap, naar Gal. V:13. Door P. Hofstede de Groot, Hoogleeraar te Groningen. Te Groningen, bij C.M. van Bolhuis Hoitsema. 1848. In gr. 8vo. 32 bl. f : - 30.
Dit woord werd door den Hoogleeraar, kort na de eerste tijdingen over de Fransche omwenteling, den 5den Maart uitgesproken in de Academische godsdienstoefening. Het was toen een regt gepast en tijdig woord, dat ook thans nog verdient gelezen en behartigd te worden. Naar den tekst wordt daarin aangewezen, eerst, wat de vrijheid van ons, Christenen, zij; dan, hoe wij die niet, en eindelijk, hoe wij die wel moeten gebruiken. De ontwikkeling is geleidelijk, helder, hoogst eenvoudig. De toon is bij voorkeur didactisch, zonder veel verheffing. De strekking mag Christelijk heeten, ofschoon de kracht des Christendoms daarin sterker kon uitkomen. Ons zou de gave van den werkzamen man meer welkom zijn geweest, indien het gesprokene woord tot eene meer uitvoerige en grondige verhandeling ware uitgewerkt, waarin het denkbeeld van vrijheid van alle zijden werd in het licht gesteld. Wat met stichting wordt aangehoord, is daarom nog niet altijd voor de lezing even geschikt. En de breede aanteekening over den afval onzer voorouders van philips II, die dienen moet om eene zeer gewone tegenwerping te ontzenuwen, ofschoon op zich-zelve niet onbelangrijk, achten wij hier misplaatst.