Proeve van Staat- en Staathuishoudkundige Fabelen en Vertelsels, door J.J. Abbink. Te Amsterdam, bij Weytingh en van der Haart. 1848. In gr. 8vo. 42 bl. f : - 65.
Het gezegde van bulwer: ‘milton vond paarlen op den mesthoop der staatkunde,’ dat we op de keerzijde van het voorberigt lezen, toont reeds aan hoe de Heer abbink over de staatkunde denkt. Even weinig dweept hij met personen, die, in den Staat of aan het Hof, hooge betrekkingen vervullen. De leering, uit velen zijner fabelen afgeleid, is niet berekend, om groote achting voor hen aan te kweeken, of den band te versterken, die geringen aan aanzienlijken verbindt. Zoo als die leering daar is nedergelegd, zal zij weinig goed stichten. Enkel als dichtstukjes beschouwd, zijn deze fabelen en vertelsels niet zonder verdienste; de behandeling is los en vloeijend, en hier en daar zelfs fiksch. Het ontbreekt echter ook dáárin aan geene stof tot aanmerking. Verzen zonder rust van zeventien sylben, als op bladz. 6, zijn niet leesbaar. Op die zelfde bladzijde vinden we rijk begaafder voor rijker begaafd, en ook op andere plaatsen fouten zoo van taal als van stijl. Bij den slotwensch der voorrede, dat een meer geleerd verstand de hand eens aan 't werk mogt slaan, moeten we vragen: welk werk? Daarentegen hangen we aan den lof, Vader cats op bladz. 5 geschonken, met genoegen ons zegel.