| |
| |
| |
Onze tijd. Merkwaardige gebeurtenissen onzer dagen, op het gebied van Staatkunde, Geschiedenis, Land- en Volkenkunde, Kunsten, Wetenschappen, Nijverheid, enz. Mitsgaders Levens- en Karakterschetsen van vermaarde Tijdgenooten. Zamengesteld door eene vereeniging van Letterkundigen. Iste Deel. Te Amsterdam, bij de Gebr. Diederichs. 1848. In gr. 8vo. 338 bl. Met Register en eene Plaat. f 3 - :
Het werk openslaande wilden we er kennis door maken met de geschiedenis der mannen, die, op den 24 Februarij, leden werden van de voorloopige Regering in Frankrijk, en doorliepen wij het verhaal van de Fransche Omwenteling van 1848, waarmede dit deel wordt geopend. Op bladz. 33 vonden we eene vrij levendige beschrijving van hetgeen er bij de zamenstelling van dat voorloopig Bestuur der Republiek is omgegaan; maar geene bepaalde, duidelijke opgave van de personen, die er ten slotte deel aan erlangden. In overhaasting welligt heeft de Schrijver van dit anderzins wèl geschreven stuk, in dit opzigt te veel gerekend op de bekendheid zijner lezers met de détails van het gebeurde, en op hun goed geheugen. Het verzuim ware eenigzins verholpen geweest, indien slechts onder de eerste proclamatie der voorloopige Regering op bladz. 35, de namen harer onderteekenaren waren opgegeven; doch ook dat is niet geschied. Nu zochten we in het register naar ledru-rollin, naar louis blanc, vervolgens naar marrast, doch te vergeefs. Eindelijk zochten we er naar de lamartine, maar ook te vergeefs. Over de familie cavaignac vonden we een uitvoerig berigt. Dit laatste is hier niet misplaatst; maar het behoorde vooraf te zijn gegaan door de levens- en karakterschetsen van hen, die vóór hem invloed gehad hebben op de regeling der zaken, en op den loop der gebeurtenissen. Het tijdvak, waaraan het werk hoofdzakelijk is toegewijd, dagteekent van den 24 Februarij, en zij vooral mogen er niet onbekend in zijn, die het eerst zich als een dam stelden tegen den woedenden stroom der regeringloosheid, en aan de nieuwe Republiek, het wanschapen jong eener vermenging van allerlei blinde hartstogten en dreigende bedoelingen, zulk eene gedaante en rigting gaven, dat de zegepraal der orde binnenslands voorbereid, en de vrede met Europa behouden werden. Welke
| |
| |
ook de invloed van de lamartine zij geweest op de beginselen van deze schrikbarende volksbeweging, dat de verdelging van het constitutionele koningschap in Frankrijk niet de zegepraal geworden is der woestelingen, die ‘Opheffing van den eigendom! Plundering! Brandstichting! Moord!’ op hunne banieren schrijven, is bovenal te danken aan den invloed van zijn' naam, van zijne welsprekendheid, van zijn moed, en van zijne betere bedoelingen. Het is derhalve vreemd, dat zelfs aan de lamartine en hetgeen hij gewigtigs gedaan en gesproken heeft in de eerste hagchelijke en gevaarvolle dagen na den opstand, geen afzonderlijk artikel is geschonken.
De indruk echter van die teleurstelling - aan welke trouwens in een volgend deel kan worden te gemoet gekomen - werd geheel uitgewischt, toen wij voortgingen in het werk te bladeren. Het aangename der lezing wordt zeer bevorderd door de frischheid der stukken, die, zoo als het plan medebrengt, meestal zaken en personen betreffen in welke men belang stelt, omdat zij betrekking hebben tot de tegenwoordige Dramaas der staats- en krijgstooneelen in Europa, of nieuwe ontdekkingen betreffen op het gebied van kunst of wetenschap, of, wat meer de personen aangaat, hen die achting of medelijden verwierven, of de nieuwsgierigheid opwekten. Er is onder de ruim dertig artikelen van dit eerste deel geen enkel, waaruit niet iets, zoo niet veel is te vernemen, dat men nog geheel niet of niet zoo naauwkeurig wist. De lezing is alzoo, vermits ook de stijl vloeijend en duidelijk is, aangename leering, en de tijd er aan besteed is niet verloren, gelijk het geval is bij het lezen van zoo menig ziellooze, smaak en zedebedervende roman. Daar de onderwerpen gekozen en bewerkt zijn met het opzettelijk doel om de inzigten des lezers in de vraagstukken van den dag te verhelderen, en hem voor te lichten tot een goed begrip van de gebeurtenissen, welke hij in dag- en weekbladen vermeld vindt, worden zij van zelve nuttig aan de zoogenaamde conversatie in het gezellig verkeer, die, bij gebrek aan stof om het discours levendig te houden, zoo dikwerf tot beuzelingen afdaalt, of in de doodelijkste verveling eindigt. Het lezen van zulke werken doodt den tijd niet, maar maakt hem vruchtbaar.
Het denkbeeld om dit werk uit te geven is eene inspiratie geweest van de belangstelling alleen in de Fransche volks- | |
| |
beweging en hare gevolgen; doch de bijval, dien de uitgevers al dadelijk vonden, schijnt het een duurzamer bestemming te hebben doen erlangen. Vandaar, waarschijnlijk, dat men hier niet alleen een artikel vindt over Nederlands regt op Limburg, en een ander over Balie, de Balienezen, en de expeditiën tegen dat eiland; maar ook artikelen over g.a.p.c. Baron van der capellen, oud-Gouverneur-generaal van Nederlands Oost-Indiën; den Leydschen Hoogleeraar jacob de gelder; den Dordtschen Zeeschilder martinus schouman - allen in 1848 overleden - en zelfs over den als Dichter, Wijsgeer en Taalkundige beroemden oud-Hoogleeraar johannes kinker, die reeds in 1845 is ontslapen. De rigting, die het werk aldus bekomen heeft, geeft er een Nationaal belang aan, en wij juichen haar toe; maar hoe wèl geschreven het artikel ook zij, waarin hulde gebragt wordt aan de verdienste en nagedachtenis van den Hooggeachten kinker, en hoe waard 't ons daarom op zich-zelf ook moge wezen, wij hadden liever gewenscht het ergens elders te vinden. Wat moet er worden van ‘Onze tijd,’ als de Redactie de grenzen van het veld, waarop zij hare bloemen plukt, zoo verre uitzet; terwijl de tafel waarop die bloemen ten toon worden gesteld, de zelfde bepaalde en beperkte grootte moet behouden? - Waar het eene staat, kan het andere niet worden geplaatst. De twee deelen zullen jaarlijks weinig meer inhouden dan veertig vellen druks. Het nieuwe tijdvak, van hetwelk 24 Februarij een verjaardag zal blijven, levert overvloed van stof voor dat betrekkelijk klein bestek, en men kan dus aan de geheele eeuw geene onderwerpen gaan ontleenen, dan met
verwaarloozing van onderwerpen uit het vruchtbare halve gedeelte der eeuw, dat, door verandering van zoo vele Staten in zich-zelven, en van de betrekkingen van zoo vele Staten onderling, het tijdvak uitmaakt, hetwelk de uitgevers ‘Onze tijd’ noemden, en waaraan ook de Abonnenten op het werk meer bijzonder hebben gedacht. Zoo had dan ook de levensschets van kinker beter gepast in een onzer Letterkundige tijdschriften; de plaats er hier aan ingeruimd had dan aan de geschiedenis van een der helden uit het Fransch-Republikeinsche Drama kunnen worden toegewezen.
Hetzelfde is ook van toepassing op de artikelen de Mikroskopische dierenwereld, de Zonnevlekken, de Chemitypie, de Chloroforme en dergelijken, die beter passen in het Neder- | |
| |
landsch Magazijn en hier voor dringender zaken hadden behooren achter te staan. Men kan ze echter voor bestemd houden, om, met de artikelen over de Overlandpost naar Oost-Indië, de Cholera, schamyl, of de oorlog in den Kaukasus, en de oorzaken van bloei en welvaart in Noord-Amerika, eene rubriek van Mengelingen uit te maken. Zeker geven zij groote verscheidenheid aan den Inhoud, en alles is degelijk en fiks behandeld; zoo wel het oorspronkelijke als hetgeen uit andere talen is overgenomen. - Het blijkt overigens niet duidelijk wat als vertaling, wat als oorspronkelijk voorkomt, en we zouden 't eene verbetering achten, als bij iedere vertaling voortaan de bron wierde opgegeven.
Ofschoon de ruimte aan deze stukken van gemengden inhoud geschonken aanzienlijk is, vindt men echter hier reeds zéér veel, dat regtstreeks aan het oorspronkelijke plan van het werk beantwoordt. Men ontvangt, namelijk: een niet vertaald artikel over het Communismus en Socialismus, die zoo krachtdadig hebben medegewerkt om deze Revolutie voor te bereiden, en welligt nog menig andere omkeering zullen bevorderen; eene uitvoerige schets van de gebeurtenissen dier Revolutie-zelve; eene afzonderlijke beknopte geschiedenis van de Barrikaden; voorts belangrijke artikelen over België en zijne Staatkunde; de Duitsche Rijkskleuren; Oostenrijk en Hongarijë; de Sleeswijk-Holsteinsche onafhankelijkheid; de Russische krijgsmagt, en de arbeidende klassen in Engeland, voor welk laatste artikel men zeker liever een ander over de arbeidende klassen in Frankrijk zou ontvangen hebben. Tusschen die artikelen over zaken schakelen zich levensschetsen van chateaubriand, Pater mathew, den Apostel der matigheid; george stephenson, den uitvinder der locomotiven; Prins lichnowsky, met den Generaal von auerswald, slagtoffer van den September-opstand te Frankfort; den Baron von jellachich; den Rijksbestuurder van Duitschland Aartshertog johann; Koning karel albert van Sardinië, en een artikel over de Familie cavaignac.
Tot eene proeve van den stijl willen we uit dit laatstgemelde artikel een klein gedeelte overnemen, en beginnen in het midden zijner proclamatie aan de nationale garde en het leger, nadat hij in de ontzettende Junij-dagen op alle punten der stad had gezegepraald. Zie bladz. 299:
‘“Dezen morgen nog was uwe woede in den strijd billijk, onvermijdelijk. Zijt nu ook even groot in de rust, als gij u
| |
| |
in het midden des vuurs betoond hebt! Ik zie in Parijs overwinnaars en overwonnenen; doch mijn naam zij vervloekt, zoo ik dulde daar slagtoffers te aanschouwen. Het regt zal zijn loop hebben, dat het handele; dat is uwe, dat is mijne meening. Met het voornemen mijne plaats als eenvoudig burger weder onder u in te nemen, breng ik in uw midden het bewustzijn mede, alleen uit noodzakelijkheid en in deze groote worsteling der vrijheid die magt te hebben aangenomen, noodzakelijk voor het heil der Republiek, en tevens een voorbeeld aan ieder gegeven te hebben, die tot de vervulling van groote pligten geroepen wordt.”’ - ‘Deze woorden (zegt de Schrijver van het artikel) zijn de weerklank van antieke grootheid, maar er ligt nog meer in dan de geest van Romeinsche burgerdeugd: de moderne geest der menschlievendheid straalt daarin door. Zoo heeft, behalve washington, wel nooit een dictator gesproken.
Cavaignac zal, op 15 December 1848, 46 jaren bereikt hebben. Hij maakt noch door zijne gestalte noch door zijn gelaat indruk; maar boezemt door het hoogst eenvoudige en ongedwongene van zijn persoon hoogachting in. Hij heeft de bedaarde en zekere houding eens generaals en chef; maar niet de majesteit eens Vorsten. Men ziet in hem den Imperator, maar niet den Caesar; hij verschijnt als de man van den arbeid, die hetgeen hij is door zich zelven is geworden. Van natuur heeft hij een slanke en gespierde gestalte, volkomen evenredig in al hare deelen, en een sterk sprekend gelaat. Een open voorhoofd, groote zwarte, gebiedende oogen, waarin een levendig vuur schittert, een schoone arendsneus en een welbesneden mond, eene bleeke kleur, welke echter niet die van bleeke zwakheid is, en bruin hoofdhaar en baard boezemen de meeste belangstelling in. In zijn uiterlijk, in zijn karakter, in zijne reden straalt zoowel de burger als de krijgsman door; hij is een wezenlijk mengsel van goedheid en gestrengheid, van energie en liefdadigheid, van koelheid en menschenmin. Zijne gesprekken zijn immer vloeijend, en gemeenlijk zonder datgene wat de Franschen verve noemen; maar toch vol geheimzinnige geestdrift, welke de toehoorders van lieverlede medesleept, en waarin soms een vuur doorstraalt, dat zich-zelven vergeet en anderen ontvlamt. De staat zijner gezondheid is beter dan men algemeen onderstelt; zijn rassche gang, zijn vlug te paard stijgen hebben niets van het zwakke en moeijelijke van een door ziekten en vermoeije- | |
| |
nissen uitgeput ligchaam, zoo als men het zijne doorgaans beschrijft. Opmerkenswaardig is het, dat de Generaal cavaignac tevens de zoon is van een lid der Conventie, die wegens Koningsmoord verbannen werd, en van eene uit een oud adellijk geslacht spruitende moeder, de broeder van den radikalen republikein godefroy cavaignac, en de neef van den Ex-pair en Luitenant-generaal
cavaignac. Door zijne geboorte, zijn stand en denkwijze behoort hij dus tot alle klassen der maatschappij en tot alle politieke kleuren. Hij is ongehuwd en niet rijk, verkeert echter in onafhankelijke geldelijke omstandigheden. Hij bewoont tegenwoordig met zijne moeder, in de straat de Varennes, Faubourg Saint-Germain, een prachtig heerenhuis: het voormalige hôtel der laatste Hertogin van bourbon, dat vroeger aan Madame adelaide behoorde.
Cavaignac's huisselijk leven, wanneer men een geheel aan den Staat gewijd leven aldus noemen mag, is echt republikeinsch en uiterst eenvoudig; maar vol zorgen en bovenmatige inspanning.’ Doch wij eindigen. Ons Extract zou te uitvoerig worden, als we er nog bij wilden voegen, wat er volgt omtrent zijne wijze van leven en handelen. Wie verlangen mogt méér van hem te vernemen schaffe het werk zich aan, hij zal er zich niet over beklagen.
De eigenlijke beoordeeling van een boekdeel als dit zou een Herculeus labor zijn. De druk, ofschoon helder en aangenaam voor het gezigt, is zoo compres, dat de 338 bladzijden gelijk staan met 850 gewone bladzijden in groot 8o. Zulk een inhoud en de menigte van uiteenloopende artikelen maken de beoordeeling ondoenlijk. Wij kunnen niet anders doen dan het aankondigen; doch maken geene zwarigheid het ook aan te prijzen als een zeer goedkoop en in onze dagen zeer nuttig voortbrengsel van de vaderlandsche pers.
De correctie had op enkele plaatsen beter kunnen zijn. Tegenover den titel bevindt zich eene sierlijke steendrukplaat met acht portretten, op wier sprekende gelijkenis echter, naar dat van wijlen den Hoogleeraar kinker te oordeelen, niet te rekenen valt.
|
|