dig vordert. Dat zulk een arbeid, waarbij nogtans de Schrijver dient te behouden 't geen hem eigen is, groote bezwaren medebrengt, ligt in den aard der zaak. Deze bezwaren hebben den Heer verwey dan ook genoodzaakt, niet alleen met eene zekere vrijheid te werk te gaan, maar de hoedanigheid van Vertaler met die van Schrijver wel eens te verwisselen, gelijk b.v. in het veertiende, vijftiende en zestiende Hoofdstuk geschied is. Echter heeft hij ook bij dit weglaten, veranderen en omzetten, behouden wat maar eenigzins te behouden was, en er voor gezorgd zijnen Schrijver niet bedektelijk dingen te laten zeggen, die hij niet bedoeld heeft en niet zou hebben kunnen zeggen; ja zelfs daar, waar hij-zelf als auteur optreedt, heeft hij van harms overgenomen, wat deze bruikbaars had.
Niet weinig werden deze bezwaren vergroot door hetgeen den genoemden Godgeleerde als auteur onderscheidt. Hij verdient in den waren en edelen zin des woords oorspronkelijk te heeten, waardoor hij een geheel eigenaardig merk drukt op al wat uit zijne pen voortkomt. Hij heeft een oog, dat elk onderwerp van eene zijde weet te beschouwen, die nog door niemand is opgemerkt, en zijne denkbeelden dragen daarom den stempel van nieuwheid, waardoor zij verrassen, maar tevens van waarheid, waardoor zij den nadenkenden geest boeijen en vermeesteren; zij zijn als vonken of stralen, die het gezigt in 't eerst wel verblinden, maar het daarna weldadig verlichten. De eene paradoxe stelling vervangt dikwijls de andere, en het kan den gewonen lezer toeschijnen, dat de Schrijver met studie van den betreden weg afwijkt en jagt maakt op even vreemde gedachten als zonderlinge uitdrukkingen, spreekwijzen en woorden. Stijl en taal zijn dan ook soms, ja doorgaans, niet alleen puntig en scherp, maar meermalen vreemd en barok. En toch is al dat ongewone en vreemde niets anders dan een zuiver uitvloeisel van 's mans individuëel wezen, die ter bereiking van zijn doel niet anders meent te moeten spreken en schrijven, ja, die niet anders spreken en schrijven kan. De Vertaler erkent gaarne, dat dit eigenaardige van het werk hem groote zwarigheden heeft veroorzaakt, maar betuigt