Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848

[p. 756]

Lovertjes uit den vreemde, door C.G. Withuys.

1.
Waarschuwing.

‘Wat doet ge alléén in dat vertrek?’ -

‘Ik spreek er met mij-zelven.’ - ‘Nu,

Pas dan maar op bij dat gesprek:

De grootste vleijer spreekt met u.’

2.
Het geduld.

Geen beter dienstboô dan 't geduld:
Het tilt en torscht meê, leêgt en vult;
Maar wacht u als het heerschen wil;
Want dan staan alle handen stil.

3.
Kracht en wil.

Hoe menig onzer klaagt en spreekt:
De kracht ontbreekt mijn' goeden wil! -
Och, lieve menschen! zwijgt doch stil:
De kracht is goed, de wil ontbreekt.

4.
De hemel.

Van welken kant, langs welke baan

Kan ik den Hemel binnen gaan? -

De Hemel, o vrager! is overal open
Voor hen die beminnen, gelooven en hopen.

5.
Opwekking.

Wie zich in 't lieve licht beweegt,

Moet werkzaam zijn met lusten;

Wijl 't graf hem tijd in ruimte geeft,

Om maklijk uit te rusten.

6.
Goede raad.

Blijf denken en droomen;
't Geluk zal niet komen.
Ga haasten en jagen;
't Geluk zal niet dagen.
Maar doe als de kloeken
En toon u beraden
In wil en in daden:
't Geluk zal u zoeken.