Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 613]
| |
Mengelwerk.Lucretia Borgia.(Voorlezing van h.j. krom.)
Klaagde, reeds bijna eene halve eeuw geleden, de beroemde Levensbeschrijver van leo X, william roscoe, er over, dat geen persoon uit de nieuwere geschiedenis door het oordeel van hen, die na haar geleefd hebben, onregtvaardiger behandeld is, dan lucretia borgia, zoo heeft nogtans de apologie van dezen haren scherpzinnigen verdediger over het algemeen geen toegevender oordeel over deze vrouw mogen te weeg brengen. Het tragische levenseinde van maria stuart, de dweepzieke vijandin van hare Protestantsche onderdanen, zij, die onder het vermoeden ligt, schuldig te zijn aan den moord van haren gemaal, die als minzieke vrouw een' meer dan dubbelzinnigen levenswandel leidde, heeft haar verdedigers en zelfs lofredenaars verworven; terwijl juist het glansrijke en grootendeels gelukkige leven der Hertogin van Ferrara, als geliefde echtgenoot van den edelen alfonsus van este, als gelukkige moeder van kinderen, aan welke zij vreugde beleefde, en als Vorstin, die door hare onderdanen bemind geweest is, welligt den nijd en het daardoor voortgebragte gestrenge oordeel heeft te weeg gebragt. Onder de nieuwere Schrijvers heeft roscoe haar het eerst verdedigd. Naar onze overtuiging is echter deze verdediging door de letterkundigen van onzen tijd te weinig in aanmerking genomen, of te zeer in vergetelheid geraakt. Daarom achten wij het niet ongepast, bij vernieuwing de aandacht van hen, die prijs stellen op waarheid in de voorstelling van historische personen, op die verdediging te vestigen; terwijl wij tevens voornemens zijn datgene te toetsen, wat de Hoogleeraar h.p.k. henke, te Helmstädt, tegen die verdediging heeft aangevoerd. | |
[pagina 614]
| |
Lucretia borgia was de natuurlijke dochter van rodrigues borgia, naderhand bekend als Paus alexander VI, door dezen, benevens andere kinderen, vóór zijne verheffing tot den Pauselijken stoel, verwekt bij eene Romeinsche dame, genaamd rosa, of, volgens anderen, catharina vanozza.Ga naar voetnoot(*) Alexander VI was een zeer liefhebbend en teeder vader, en ontzag geene kosten, om zijne kinderen eene uitmuntende opvoeding te geven; doch ging daarmede zoo omzigtig te werk, dat men vóór zijne verheffing tot den Pauselijken stoel niet wist, dat zij de zijne waren. Lucretia was eene jonkvrouw van eene zeldzame schoonheid en van de uitstekendste volkomenheden van den geest. Nog eer zij de jaren der huwbaarheid bereikt had, werd zij door haren vader aan eenen Spaanschen Edelman verloofdGa naar voetnoot(†); doch toen hij Paus geworden was, nam hij zijn woord terug, waarschijnlijk met het eerzuchtig oogmerk, om haar eene aanzienlijkere verbindtenis te doen aangaan. Ook trad zij, in het eerste jaar van zijne regering, op den 12 Junij 1493, in den echt met joan sforza, Heer van Pesaro. Met dezen echtgenoot leefde zij tot het jaar 1497, toen de Paus dezen echt scheidde, na eene regterlijke uitspraak, dat joan sforza onmagtig was. Korten tijd daarna, in 1498, huwde lucretia met alfonsus, Hertog van Bisaglia. Uit dit huwelijk werd in 1499 een zoon geboren, die, naar den burgerlijken naam van den Paus, door dezen vóór zijne verheffing tot den Pauselijken zetel gevoerd, rodrigues of roderich genoemd werd. Alfonsus, echter, overleefde zulks niet lang, want | |
[pagina 615]
| |
in Junij van het jaar 1500 werd hij door een' hoop bandieten aangevallen en gewond. Hij werd nog levend in eene kamer van het Pauselijk paleis gebragt, waar hij meer dan twee maanden lang aan de gevolgen zijner wonden leed, en eindelijk, luidens het verhaal van een' geloofwaardigen berigtgeverGa naar voetnoot(*), in zijn bed geworgd werd. Zijn dood werd aan cesar borgia geweten. De Paus, steeds bedacht op de verheffing van zijne familie, trad op het einde van het jaar 1501 op nieuw in onderhandeling, om zijne dochter lucretia uit te huwen aan alfonsus van este, den zoon van hercules, Hertog van Ferrara, die dezen naderhand in de regering opgevolgd is onder den naam van alfonsus I. Dit huwelijk werd op den 19 December van het genoemde jaar te Rome met ongemeene pracht voltrokkenGa naar voetnoot(†), en het vorstelijk echtpaar vertrok kort daarna naar Ferrara. Daar leefde zij gedurende den overigen tijd van haar leven, meer dan twintig jaren lang. Gedurende de onlusten, die toenmaals Italië beroerden en ook het Hertogdom Ferrara met een' geheelen ondergang bedreigden, stelde de Hertog, haar gemaal, terwijl hij den veldtogt bijwoonde, waarin hij zoo zeer uitmuntte, de teugels der regering in hare handen, en zij bestuurde dezelve op eene wijze, dat zij niet alleen de goedkeuring van haren gemaal, | |
[pagina 616]
| |
maar ook de liefde en dankbaarheid van hare onderdanen verwierf. Uit haar huwelijk werden drie zonen geboren, waarvan de oudste, onder den naam van hercules II, zijnen vader in de regering opvolgde. Deze lucretia is thans bijna niet anders bekend dan als de gemeenschappelijke bijzit van haren vader Paus alexander VI en van hare beide broeders cesar en joan borgia. Zoo is zij voorgesteld door moreriGa naar voetnoot(*), door h. etienneGa naar voetnoot(†), door baleGa naar voetnoot(§), en door gordonGa naar voetnoot(**). Gibbon zegt van haarGa naar voetnoot(††): ‘Deze hedendaagsche lucretia had men met meer regt messalina kunnen noemen; want eene vrouw, die verdorven genoeg is om te gelijk met haren vader en hare twee broeders misdadige gemeenschap te houden, zal gewis ook geene zwarigheid maken om hare gunsten aan elkeen te verkoopen.’ Dichters en Romanschrijvers hebben haar tot de heldin gemaakt van tafereelen, waarin zij als eene andere jocaste of medéa, als eene thaïs of laïs wordt afgeschilderd en op het tooneel gevoerd wordt. Om hier al de galante avonturen, welke in latere en hedendaagsche romans aan lucretia borgia worden toegeschreven, alsof geen schoon manspersoon in hare nabijheid kon komen, wiens kennis zij niet zocht en wiens liefkozingen zij niet najaagde, niet te vermelden, noemen wij alleen den thans ook in onze taal overgebragten en anders in vele opzigten aanbevelenswaardigen roman van Dr. johannes scherr, de Profeet van Florence, en het bekende zangspel of opera van victor hugo, Lucrezia Borgia, waarin zij niet alleen als boeleerster, maar zelfs als moorddadige giftmengster aan de verachting en vervloeking wordt prijs gegeven. Wij voegen hier nog bij hetgeen voorkomt in een werk, hetwelk voor het overige zeer veel opmerkelijks behelst: De Katholijke Kerk bijzonder in Silezië enz: ‘Het gerucht beschuldigde haar van bloedschande | |
[pagina 617]
| |
met haren vader en broeder. Zij zat vóór aan den schandelijken maaltijd der hoeren en bij de afschuwelijke feesten, door welke de H. Vader het Vaticaan in een bordeel herschiep; bij het tournooi voerde zij den wedstrijd der losbandigheid in, zag als beoordeelster toe, en deelde de prijzen aan de overwinnaars uit.’ Maar op welken grond steunt nu deze zware beschuldiging? Verdient zij een onbepaald geloof? Laat ons onderzoeken, wat de tijdgenooten van lucretia aangaande haar zeggen, en laat ons hun getuigenis toetsen. Roscoe heeft het doen opmerken, en zijn tegenschrijver henke heeft het niet kunnen wederleggen, dat de eerste verbreiders van het reeds genoemde nadeelige gerucht tegen lucretia beheerscht werden door een' doodelijken haat tegen den Paus en geheel het geslacht van borgia, hetwelk dien haat, voor zoo veel den Paus en zijne zonen betreft, dan ook in allen deele verdiende.Ga naar voetnoot(*) De tegen lucretia ingebragte beschuldiging van bloedschendigen omgang met haren vader en broeders vinden wij bij hare tijdgenooten het eerst aangeheven door ponta- | |
[pagina 618]
| |
nusGa naar voetnoot(*) en door jacobus sannazarGa naar voetnoot(†). Ofschoon later door denzelfden Dichter uitgegeven, vermelden wij hier ook de schampere vergelijking van lucretia bij eene jonge koe, die troosteloos, naar hare stieren zoekende, aan de oevers van de Po ronddwaalt. Deze grove vergelijking zinspeelt op het wapen van het geslacht der familie borgia, bestaande in het afbeeldsel van een' os of stier; doch het stekelige van deze boert ligt voornamelijk daarin, dat cesar borgia zelf de stier is, dien deze jonge koe zoekt: want aan hem, die op dat tijdstip de wraak van zijne vijanden ontvlugt was, door Italië te verlaten, is het puntdicht, waarin deze vergelijking voorkomt, gerigt.Ga naar voetnoot(§) Hetgeen echter gebiedt geen onbepaald geloof aan beide deze Dichters te geven, is, dat zij beiden Napolitanen waren, beiden verklaarde aanhangers van het Huis van Arragon, en vast verkleefd aan de Koningen van Napels uit dat Huis. Pontanus was eerste Geheimschrijver van Koning alfonsus, en sannazar vergezelde zelfs den verdreven Koning frederik naar Frankrijk. Alexander VI had, door zijne verfoeijelijke handelwijze, door zijne bedriegelijke staatkunde, door zijne vuige eigenbaat en valschheid, het werkzaamste deel genomen aan het ongeluk en de verdrijving van dat geslacht uit deszelfs koninklijken zetel, en hij en het geslacht van borgia werden door alle aanhangers van het Huis van Arragon verfoeid en gehaat. Hoe moest deze haat zich bij de Dichters openbaren, zoo dikwijls zij den geesel van het hekeldicht zwaaiden! Is het van hen te verwachten, dat zij, in het spreken over de leden van dat gehate geslacht, naauwgezet de onschuldigen zullen verschoonen? Immers neen! Vooral met betrek- | |
[pagina 619]
| |
king tot lucretia zal dit het geval niet zijn geweest, daar de beestachtige vermaken en de schaamtelooze tooneelen, welke zij in hare jeugd met of tegen haren wil in het Pauselijk paleis moest bijwonen, gereede aanleiding gaven, om ook haar van medepligtigheid te beschuldigen aan de teugellooze ontucht, die door haren vader en broeder werd uitgelokt en aangemoedigd. Voor hetgeen voorkomt in het reeds aangehaalde werk: De Katholijke Kerk in Silezië, dat namelijk hare losbandigheden erger waren dan hare echtscheidingen (hare geschiedenis vermeldt slechts ééne echtscheiding met zekerheid); dat juist zij voorzat aan het gastmaal, hetwelk door haren broeder cesar in zijne vertrekken werd gegeven aan vijftig der schoonste ligtekooijen; dat zij den wedstrijd der losbandigheid instelde; dat zij als beoordeelster de prijzen aan de overwinnaars uitdeelde, - daarvoor vinden wij bij gelijktijdige Schrijvers geen het minste bewijs. De eenige berigtgever aangaande dat beruchte gastmaal, die er te gelijk ooggetuige van geweest is, die van deze gebeurtenis zonder eenigen ophef, maar ook, zonder bewimpeling of verschooning, zoo onverschillig spreekt, alsof hij zeer dagelijksche dingen verhaalt, en uit wien alleen alle andere berigtgevers hunne dikwijls nog sterker gekleurde verhalen geput hebben (burchard), meldt zelfs niet eens, dat lucretia aan dien maaltijd deel genomen en met die ligtekooijen aan tafel heeft gezeten. Hij verhaalt alleen, dat de Paus en lucretia na den maaltijd die ontuchtigheden hebben aangezien. In hoe ver zij met haren wil of gedwongen door het gezag van haren vader dit alles aangezien heeft, valt moeijelijk te beslissen.Ga naar voetnoot(*) En, wan- | |
[pagina 620]
| |
neer wij van een voorbeeld gebruik mogen maken, moesten niet in de Heidensche tijden de vrouwen feesten en mysteriën bijwonen, welke dienden om de lusten op te wekken? Wij zullen niet ontkennen, dat zulke feesten aanstootelijk waren voor de eerbaarheid; maar haar, die door gewoonte of Godsdienstwetten deze feesten moesten bijwonen, die ontuchtige dansen en handelingen moesten aanschouwen, allen voor verworpene vrouwen te houden, zou onregtvaardig zijn. Van eenigé werkelijke medepligtigheid of bemoeijing vindt men in het verhaal van burchard geen enkel spoor. Hiervan zou hij, zoo zij werkelijk zich daaraan schuldig had gemaakt, voorzeker niet geheel gezwegen hebben, dewijl hij in zulke gevallen gansch niet terughoudend is, maar dikwijls anekdoten verhaalt, die met zijne bediening als Pauselijk ceremoniemeester en met zijne waardigheid als geestelijke volstrekt niet overeenstemmen. Onder de genen, die lucretia van eene misdadige gemeenschap met haren vader en broeders zouden beschuldigen, wordt ook de beroemde Florentijnsche Geschiedschrijver guicciardini genoemd, maar naar ons gevoelen zonder genoegzamen grond. Hij zegt alleen, en wie zal dit ontkennen? dat het gerucht van zulk een misdadig verkeer zich verspreid had.Ga naar voetnoot(*) Roscoe houdt het voor waarschijnlijk, dat guicciardini met dit gerucht bekend was geworden door de reeds genoemde Napelsche Hekeldichters, die de eenigen waren, die lucretia met deze beschuldiging hadden aangevallen. De magtspreuk van henke vernietigt het bewijs niet, door roscoe geleverd, dat guicciardini blijken geeft, dat hij gemeenzaam bekend was met de Napelsche Dichters, als hij van den kleinen stroom Sebeto bij Napels zegt: ‘De kleine stroom, die veeleer | |
[pagina 621]
| |
slechts eene beek is dan een riviertje, Sebeto genoemd, welke aan niemand bekend zou zijn, indien niet de verzen der Napelsche Dichters hem eenen naam hadden gegeven.’Ga naar voetnoot(*) Ook voert guicciardini niets aan tot staving van dit gerucht, en vermeldt het ook slechts als een gerucht, terwijl geen gelijktijdig Romeinsch Schrijver het als waarheid bevestigt. Aan berigten der schandelijke buitensporigheden, die in het paleis van den Paus bedreven werden, ontbreekt het niet, gelijk wij tot een voorbeeld het gastmaal, door cesar borgia gegeven, reeds aanhaalden. Maar bij burchard, uit wien alleen al de lateren hunne berigten over het bijzondere leven van alexander geput hebben, vindt men van zulk een' strafbaren omgang van lucretia met haren vader en broeders niets, onder hetgeen hij als door hem ontdekt of waargenomen vermeldt. Dat naderhand, lang nadat de Napelsche Dichters deze beschuldiging hadden aangeheven, in die bedorvene tijden zulk een gerucht ingang vond, daarover zal wel niemand zich verwonderen; en het is dan ook toen eerst, dat men bij burchard gewag vindt gemaakt van eene oproerige predikatie, die, in Duitschland gedrukt zijnde, naar Rome overgezonden en aan den Paus is voorgelezen. Henke vindt in die leerrede de beschuldiging van bloedschande in de woorden, ‘dat de Paus door eene verfoeijelijke misdaad zijne dochter aan zich verbonden heeft en haar rijk begiftigd uithuwelijkte.’Ga naar voetnoot(†) Indien wij ook al aannemen, dat hier werkelijk van een ontuchtig verkeer tusschen den Paus en zijne dochter gesproken wordt, dan zijn het nog maar woorden, die getrokken zijn uit eene oproerige predikatie; en zou dan deze eenige plaats als bewijs kunnen gelden, dat burchard aan die beschuldiging geloof heeft gegeven, omdat hij ze niet wederlegt? Naar ons gevoelen is dit bewijs onvoldoende. Hij wederlegt de beschuldiging niet, omdat het zijne bestendige | |
[pagina 622]
| |
gewoonte is, alleen de voorvallen op te teekenen, en wel, gelijk Prof. henke zelf bekent, zonder de zeden en de bestendige manier van handelen zijner personen te beschrijven;Ga naar voetnoot(*) zoodat het eene afwijking van zijne gewone handelwijze zou geweest zijn, indien hij het gedrag van lucretia tegen die beschuldiging verdedigd had. Maar ook onder al die walgelijke anekdoten, is er geene enkele, die zelfs maar zijdelings zinspeelt op een' bloedschendigen omgang tusschen lucretia en haren vader en broeders. Een man als burchard, die zelf niet zeer kiesch van smaak was, zou zich als 't ware verklapt en, indien hij daarvan iets geweten had, het geopenbaard hebben. Er is geene reden om te gelooven, dat hij lucretia meer zou hebben gespaard dan de overige leden van het geslacht van borgia, waaronder de Paus zelf, wien hij de vuilste onbeschaamdheid te laste legt. Desgelijks andere dagboekschrijvers, infessura, die, het onbetamelijke bruiloftsfeest beschrijvende, hetwelk de Paus voor zijne dochter aanrigtte, bij gelegenheid van haar huwelijk met haren eersten gemaal, van den Paus uitdrukkelijk verhaalt, dat deze, na het bruiloftsmaal en na het vertrek der overige gasten, zich, met eenige Kardinalen, in het gezelschap van eenige bij name aangeduide jonge vrouwen en meisjes, aan verregaande dartelheid schuldig maakte.Ga naar voetnoot(†) Indien het waar was, dat de bekende petrus martyr lucretia stellig beschuldigt van datgene, waarvan ons tot nog toe geen enkel bewijs is voorgekomen, dan zou dit ons in onze overtuiging doen wankelen. Maar oordeelt zelven. Hij schreef in een' brief uit Spanje in het jaar 1497: ‘Het paleis (van den Paus) staat open voor vloekwaardige huwelijken van Pausendochters en voor den allergemeensten wellust; men ontziet daar noch broeders noch zelfs zijn eigen | |
[pagina 623]
| |
bloed, zoo als het gerucht zegt.’Ga naar voetnoot(*) Het luidt hier wederom, zoo als het gerucht zegt. Den oorsprong van dat gerucht, hetwelk nog versterkt werd door de wandaden van den Paus en zijnen zoon cesar, hebben wij reeds leeren kennen, als van eene zeer partijdige zijde ontstaan. Het huwelijk van lucretia, ofschoon er ook op huwelijken van andere dochters van vroegere Pausen schijnt gedoeld te worden, wordt vloekwaardig genoemd, omdat daartoe de weg gebaand was door de scheiding van haren eersten man en door den moord van haren tweeden echtgenoot. Daar deze moord aan cesar borgia, gelijk ook de moord van zijn' eigen broeder joan, werd toegeschreven, is het verstaanbaar genoeg, waar p. martyr het oog op heeft, als hij zegt: ‘men ontziet daar zijne eigene broeders niet, noch voor het overige zelfs zijn eigen bloed;’ te meer, daar de Paus zelf, zoo als men beweert, gevaar liep, om door zijn' eigen zoon uit den weg geruimd te worden. Men heeft lucretia nooit beschuldigd of zelfs maar verdacht van medepligtigheid aan dezen moord. Burchard verhaalt uitdrukkelijk, dat zij bedroefd en ontroerd is geweest over den dood van haren man.Ga naar voetnoot(†) Guicciardini en muratori noemen beiden cesar borgia als den aanlegger van deze afschuwelijke misdaad, gepleegd zeer zeker uit begeerte om lucretia een aanzienlijker huwelijk te doen aangaan;Ga naar voetnoot(§) en dat de zwaar gewonde, na twee maanden geleden te hebben, in het Pauselijk paleis op zijn bed werd verworgd, kan niet zonder medewerking van den Paus zelven geschied zijn. Dat lucretia, in hare omstandigheden, wegens hare | |
[pagina 624]
| |
jeugd en schoonheid blootgesteld aan verzoekingen van allerlei aard, verkeerende aan een wellustig Hof, geheel vrij is gebleven van het algemeen heerschende zedenbederf, durven wij niet beweren; maar het pleit zeer te haren voordeele, dat, onder de zoo vele galante avonturen en anekdoten, door tijdgenooten betrekkelijk het losbandige Hof van Rome verhaald, er geene enkele te haren laste is vermeld; terwijl andere vrouwen van even hoogen rang, bij het verhaal van galante avonturen, als in dezelve betrokken, uitdrukkelijk en bij name worden genoemd, zoo als julia farnese, bijgenaamd bella, de schoone, gemalin van eenen orsini, zoo de nicht van innocentius VIII, gemalin van den Graaf petigliano, en andere; en gerust durven wij verzekeren, dat het zonder eenigen grond is, dat latere Schrijvers haar eene messalina genoemd hebben, die den omgang met ieder schoon manspersoon najaagde, of, gelijk victor hugo, haar als eene giftmengster voorstellen, en waarop ook, in een onlangs in onze taal overgebragt belangrijk werk, de beroemde bulwer schijnt te zinspelen, als hij aan de heldin van zijne Kinderen van den Nacht den naam lucretia geeft. Onder de omstandigheden, die, naar ons gevoel, tegen de waarschijnlijkheid der tegen lucretia borgia ingebragte beschuldiging pleiten, behoort ook, dat hare moeder door den Paus opregt en tot in rijpen leeftijd bemind werd, en dat, hoewel zijne verbindtenis met vanozza niet officiëel openbaar kon zijn, hij haar echter als zijne wettige echtgenoote beschouwde, en, opentlijk genoeg, haar, als zoodanig, in eene afzonderlijke woning te Rome, naast de kerk van St. Pieter ad Vincula, onderhield. Moeijelijk valt het, zich zulk eene betrekking tot de moeder voor te stellen, te gelijk bestaande met zulk een' misdadigen omgang met de dochter.Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 625]
| |
Voor zoo veel wij weten, hebben wij de door roscoe en henke vermelde berigten, die betrekking hebben op het karakter van lucretia borgia, getoetst, en daaruit is, naar wij meenen, dan gebleken, dat zulk een gerucht, waardoor lucretia van bloedschendigen omgang met haren vader en broeders beschuldigd werd, bij de vreeselijke losbandigheid die aan het Pauselijke Hof van haren vader heerschte, ligt ontstaan kon, en gemakkelijk, ook zonder bewijs, geloof vinden. Alle onpartijdige Schrijvers spreken van deze beschuldiging slechts als een gerucht; terwijl het alleen die Schrijvers onder hare tijdgenooten zijn, welke den Paus en geheel het geslacht van borgia doodelijk haatten, die in hunne schimpdichten zijne dochter van meergemelden strafbaren omgang beschuldigen. Erkent zelfs haar nieuwste beschuldiger, Prof. henke,Ga naar voetnoot(*) dat er een zeker edel genoegen gesmaakt wordt door ieder, die achting heeft voor de menschelijke natuur, bij de verdediging van eene zoo openbaar en erg gelasterde onschuld, dan zullen wij ons niet behoeven te verontschuldigen, wanneer wij verklaren, dat het ons stuit, dat zij als de persoonlijke voorstelling der schandelijkste ontucht en van andere afschuwelijke goddeloosheden eener vrouw in de nieuwere mythologie (zoo noemen wij de beeldengalerij der hedendaagsche Dichters en Romanschrijvers) telkens voorkomt, en dat wij eene meer billijke beoordeeling van haar karakter verlangen. Daartoe wenschen wij dan de aandacht te vestigen op hetgeen, in tegenstelling van de reeds door ons beschouwde beschuldigingen, door andere tijdgenooten tot haren lof vermeld wordt. Het Huis van este beheerschte, tijdens het huwelijk van lucretia met deszelfs erfgenaam, reeds sedert lange jaren de stad en het grondgebied van Ferrara, en had zich alle moeite gegeven, om beschaving en geleerdheid te be- | |
[pagina 626]
| |
vorderen. De rijkbegaafde gemalin van alfonsus moedigde, bij hare aankomst, door haar eigen voorbeeld en door de minzaamheid, waarmede zij de achtingwaardigste geleerden bejegende, de liefde tot de letterkunde aan. Er zijn nog eigenhandige handschriften van lucretia aanwezig, die het waarschijnlijk maken, dat zij zelve de Italiaansche en Spaansche dichtkunst beoefend heeft. In de Ambrosiaansche bibliotheek te Milaan werd vóór ongeveer veertig jaren, en waarschijnlijk nog, bij een' bundel eigenhandige brieven van lucretia, benevens een lok van haar blond hoofdhaar, ook een gedicht van hare hand in de Spaansche taal gevonden; terwijl bembus in een van zijne gedichten van haar zegt: ‘Wanneer gij naar de maat in de Hetrurische taal een gedicht voortbrengt, gelooft men dat gij een meisje zijt, geboren op Hetrurischen grond.Ga naar voetnoot(*) Dat leo X, en ook haar vriend bembus in zijne meer vertrouwelijke brieven en gedichten, en meer andere geleerden, aan haar in de Latijnsche taal schreven, doet ons haar ook kennen als eene vrouw, genoegzaam bekend met de letterkunde van die taal. Wij achten het zeer mogelijk, dat het vorstelijk geslacht van Ferrara onder anderen ook door staatkundige beweegredenen is bewogen geworden, om, door het huwelijk van deszelfs erfgenaam met lucretia, in betrekking te komen tot het toenmaals magtige Huis van borgia. Maar de Hertog hercules van este en alfonsus, de echtgenoot van lucretia, muntten beide verre boven hunne meeste tijdgenooten uit door verstand, door een onberispelijk leven en door edelmoedigheid; en van hen is het dus niet te gelooven, dat zij, uit redenen van eigenbelang, laaghartig genoeg zouden geweest zijn, om eene bloedschendige en opentlijk ontuchtige vrouw in hun geslacht op te nemen; gelijk dan ook door tijdgenooten dit huwelijk aan het Huis van este niet tot schande gerekend is. Van | |
[pagina 627]
| |
de liefde en het vertrouwen van haren gemaal en van hare onderdanen, door haar tot aan het einde van haar leven genoten, van haar wijs beleid in de regering des lands hebben wij reeds gewag gemaakt. De voornaamste Geschiedschrijvers van Ferrara, girardi, sardi en libanori, spreken van lucretia met bijzondere achting, en noemen haar ‘eene vrouw van zeldzame hoedanigheden, eene schoone, beminnenswaardige en deugdzame vrouw, eene zeer schoone en deugdzame vorstin, versierd met alle voortreffelijkheden van verstand en hart, de wellust van hare tijdgenooten, en eene vrouw, waarop hare eeuw trotsch konde zijn.’ Caviceo verheft haar boven eene der voortreffelijkste en aanzienlijkste gelijktijdig levende vrouwen, namelijk boven isabella van este, de gemalin van franciscus gonzaga, Markgraaf van Mantua. De beroemde ariosto schildert haar, in een Latijnsch bruiloftsgedicht, als eene vrouw, die in deugd en persoonlijke bevalligheden de vermaardste vrouwen van vorige tijden verre achter zich liet. In zijne Orlando Furioso zegt hij, bij de vermelding der beroemdste vrouwen van Italië, dat de stad Rome aan hare hedendaagsche lucretia de voorkeur moest geven boven de oudere, zoo wel wegens hare schoonheid als wegens hare deugd. Maar, zeggen hare vijanden, ‘al deze aangehaalde Schrijvers en Dichters waren Ferrariërs, waren hare onderdanen, en zochten hare gunst; hun lof is dus niet onpartijdig.’ Wij antwoorden hierop: Behalve dat het niet te denken is, dat al deze, anders als achtingwaardige mannen bekende, geleerden, ten gevalle van eene ondeugende vrouw, zich als schaamtelooze en laaghartige vleijers zouden gedragen, ontbreekt het ook niet aan andere meer onpartijdige beoordeelaars, die met dezen lof hebben ingestemd. De beroemde Romein, naderhand Kardinaal, petrus bembus heeft haar in zijne jeugd eene vurige liefde toegedragen. Bevoegde beoordeelaars hebben deze liefde als onschuldig, en door haar alleen met vriendschap beantwoord, beschouwd. Die liefde is dan ook bij rijperen leeftijd in wederzijdsche hoogachting en vriendschap veranderd. Paus | |
[pagina 628]
| |
leo X geeft haar den lof: ‘Alle menschen zeggen, dat gij, boven het gewone begrip der vrouwen, voorzigtig en met de meeste deugden begaafd zijt, en ik houd het er voor, dat gij door uwen gemaal om deze redenen vurig bemind wordt.’Ga naar voetnoot(*) Moge ook deze lof uit de pen en uit het hart van haren voormaligen aanbidder bembus gevloeid zijn, daar hij, als des Pausen geheimschrijver, aan dezen in al zulke zaken, zijne sierlijke schrijfwijze leende, zoo verstrekt deze duurzame achting, welke hij haar ook in rijperen leeftijd toedroeg, beiden tot eer: want de herinnering aan eene jeugdige onbezonnen liefde voor eene door het openbaar oordeel geschandvlekte vrouw zou hem tot eene vernederende beschaming verstrekt hebben; terwijl hij nu integendeel haar noemt: ‘Eene Vorstin, die zich meer moeite gaf om haren geest te beschaven, dan om haar ligchaam met schoone kleederen te versieren, en die hare ledige uren met lezen of schrijven doorbragt, ten einde alle andere vrouwen even zeer in zielsvermogens als door uiterlijke bevalligheden te overtreffen, en door de innerlijke bewustheid van hare eigene verdiensten gelukkiger te worden, dan door vreemden lof, met welk eene milde hand ook toegedeeld. Van vele andere geachte Schrijvers zullen wij alleen nog den bekenden aldus manutius aanvoeren, wiens braafheid hem zeer zeker geloof zal doen verwerven, als hij tot haar zegt: ‘Uw voorname wensch, Gode welgevallig, is, om niet alleen uwe tijdgenooten, maar ook het nageslacht tot nut te zijn, zoodat gij, dit leven verlatende, voorzeker gedenkteekenen zult achterlaten, dat gij niet te vergeefs geleefd hebt.’ Waarop hij voortgaat met hare vroomheid en andere deugden te roemen.Ga naar voetnoot(†) Wij laten nu het oordeel over lucretia aan anderen over, maar meenen, dat het door ons aangevoerde, tot aandrang van hetgeen roscoe heeft medegedeeld, met oogmerk om haar een gunstiger oordeel te doen verwerven, dan haar doorgaans in den nieuweren tijd is ten deel geval- | |
[pagina 629]
| |
len, wel in aanmerking mag genomen worden. Daar intusschen ons onderzoek ons verpligtte, een' dieperen blik te vestigen op den tijd en de zeden van het menschdom, onder hetwelk lucretia leefde, willen wij doen opmerken, dat die zeden en menschen zoo verdorven waren, dat eene beschuldiging van gewone losbandigheid, tegen haar ingebragt, waarschijnlijk zoo weinig indruk zou gemaakt hebben, en als iets zoo alledaagsch beschouwd zijn geworden, dat hare herinnering onzen tijd niet zou bereikt hebben. Bij de verdediging der dochter van Paus alexander VI moet men onwillekeurig zaken ontblooten, doorgaans bewimpeld, en daardoor bij velen in de vergetelheid geraakt, die het toenmalige hoofd der Roomsche Kerk als een monster in menschelijke gedaante en het toenmalige Pauselijke Hof als een poel van allerlei onreinheid doen kennen. Al ware het nu, dat het leven van lucretia in hare eerste onervaren jeugd minder ingetogen is geweest, dan ons gelijktijdige berigtgevers doen vermoeden, dan nog komt haar de lof toe, dat zij, als gemalin van eenen edelen Vorst, als moeder en Vorstin, en als begunstigster der verlichting en beschaving van den geest, de achting verdient, waarmede de voortreffelijkste mannen van haren tijd steeds spreken over deze merkwaardige vrouw. |
|