Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan den toren van de sedert bijna vier jaren afgebroken kerk der hervormde gemeente te Gorinchem. Statig en fier heft ge uw spits naar de wolken, Reuzige grijze, die de eeuwen belacht! Rond u verkwijnden geslachten en volken: Gij staat nog daar in steeds jeugdige kracht. Ernstig en droef schijnt ge in 't ronde te staren..... Ach, niet een' enkelen vriend uwer jeugd, Geen wien die schittrende riddereeuw heugt, Moogt ge in de veste aan uw' voet meer ontwaren! Droef bovenal staart ge neêr op den grond, Dien eens uw trouwe vriendinne mogt sieren: Ach, niets dan onkruid en distelplant tieren Nu op de plek, waar zij eertijds bestond! Zusterlijk stond ze u zes eeuwen ter zijde, De oude Sint Janskerk, door de Arkels gesticht, Lang door de zon der Hervorming verlicht, [pagina 611] [p. 611] Schoon eerst de waskaars haar schemerglans spreidde Door haar gewelven! - Gij treurt niet alléèn, Grijze kolos! om 't vernederd gesteente: Zie aan uw' voet haar bedroefde gemeente, Vruchteloos zoekend naar 't huis der gebeên; 't Huis, waar sinds eeuwen uw roepstem vergaârde De armen van geest, de gebrooknen van hart; Heilige stede, waar nooit een bezwaarde Laafnis vergeefs zocht voor tollenaarssmart; 't Huis, waar zoo vaak ons in statige galmen 't Godgewijd orgel de ziel heeft ontroerd En onze zuchten, gebeden en psalmen Krachtig en schoon naar den hemel gevoerd; 't Huis, dat den schamelen arme der aarde Nooit, door bekrompenheid, de intreê verbood, Maar ook hem liefdrijk zijn deuren ontsloot En naast bevoorregter broedren hem schaarde; Of - zocht hij 't oog van den rijke te ontvliên En hem 't gezigt zijner armoê te onttrekken - Hem met een schemerend donker bedekken En een onopgemerkt pleksken woû biên; 't Huis, dat, bevloerd met de zerken der vaderen, Predikte aan elk, die zijn' drempel kwam naderen: ‘Stervling, gij hebt hier geen blijvende stad!’ En boven allen zijn daken deed rijzen, Als om 't geloofsoog naar boven te wijzen: ‘Christen, omhoog zij uw hart en uw schat!’ Nog galmt des zondags uw stem door de straten, Noodigend tot de vereering van God; Maar.... de oude plaats des gebeds blijft verlaten, Ledig en woest, ach, den vreemden een spot! - Ééns blonk een lichtstraal der lieflijkste hope: Goud was voor d' opbouw der kerk ons beloofd; Dra.... maar de orkanen doorstormden Europe En in hun vaart werd dat schijnsel gedoofd! 't Goud, dat een tempel des vredes zou bouwen, Werd aan den God van den oorlog verspild: IJdele hoop bleek ons vrolijk vertrouwen! - - Wijsgeer of vrome! veracht, zoo ge wilt, 't Zilver der wereld, ik blijf het begeeren: [pagina 612] [p. 612] o Had ik schatten, de tempel des Heeren Hief dra zijn zuilen weêr hemelwaart heen! Dan dreunde er 't orgel weêr rond door de bogen, 't Lied der gemeente steeg dankend ten hoogen - Dan, oude reus! stondt ge niet meer alleen! Gorinchem, Augustus 1848. Vorige Volgende