Blucher's galanterie.
Toen Vorst blucher na den volbragten veldtogt Hamburg bezocht, rigtte men aldaar op de sterrenschans eene groote monstering der Hamburger burgergarde aan. In eene, midden in deze uitgestrekte ruimte opgerigte tent werd den hooggeprezen' held een prachtig déjeuner aangeboden, dat door al de aanzienlijksten van Hamburg werd bijgewoond. Onder de aanwezigen bevond zich ook zekere Madame schröder, die met eene heerlijke stem begaafd, en vooral door de meesterlijke wijs, waarop zij het Engelsche volkslied: God save the King voordroeg, beroemd was. Dit aan den Held van Waterloo bekend geworden zijnde, deed zulks bij hem den wensch ontstaan, om deze dame het bedoelde lied te hooren zingen, waartoe zij zich ook terstond bereid verklaarde. Nadat zij geëindigd had, gaf de veldheer in hartelijke woorden zijnen dank voor de bereidwilligheid te kennen, waarmede zij aan zijnen wensch voldaan had, en voegde er op een' schertsenden toon bij, dat, zoo zij hem de eer waardig keurde, hij ook gaarne bij haar eerstvolgend kind als peetoom zou optreden. Voor dit vereerend aanbod op hare beurt haren innigen dank betuigd hebbende, verstoutte Madame schröder zich nogtans er bij te voegen, dat, hoe erkentelijk zij er ook voor was, zij evenwel den wensch niet onderdrukken kon, reeds nu eenig teeken, hoe klein ook, van de welwillende gezindheid des roemrijken mans jegens haar te mogen ontvangen. Op eenen wenk van blucher werd hem nu zijn hoed toegereikt, waarop een witte vederpluim prijkte. ‘Mevrouw,’ zeide hij, zich met beleefde vriendelijkheid voor haar buigende, ‘wees zoo goed en trek eene veder uit deze pluim. In al de gevechten, die ik geleverd heb, wapperde zij boven mijn hoofd, en indien al het wit eenigzins zwart geworden mag zijn, zoo bedenk, dat het de rook van het geschut was, die hare
oorspronkelijke kleur heeft doen veranderen. Deze vederbos, vlei ik mij, was de schrik der vijanden, het rigtpunt onzer soldaten, en meermalen zeker was hij het legerteeken, om hetwelk de heftigste strijd zich zamendrong. Neem er eene veder uit, en bewaar tevens met dezelve een vriendelijk aandenken aan mij.’ Dus sprak de oude krijgsman, die waarlijk wel het regt had, van zijn krijgssieraad nagenoeg hetzelfde te roemen, als vóór hem Koning hendrik IV van Frankrijk van het zijne.