Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRaad ter genezing van krankzinnigheid.Ga naar voetnoot(*)Krankzinnigheid, helaas! wordt zelden dáár genezen,
Waar zij verpleging vindt, tot heil der Maatschappij;
Doch onlangs is bij mij een denkbeeld opgerezen,
Dat hier een' lichtstraal wierp, hoe donker 't pad ook zij:
Maak van het personeel een' troep Komedianten;
Hoe doller uw patiënt, hoe treflijker Acteur.
De Schoone Kunsten zelv' hebt gij tot uw trawanten,
En de onzin, daar gevierd, verschaft u ruime keur:
De Onnoozle toch kan vrij de planken thans betreden;
Te spreken hoeft hij naauw; hij slake een bang geluid,
En, hangt ge een beedlaarsplunje om zijn verwrongen leden,
Een: ‘hu, wat ben ik koud!’ lokt aller: ‘bravo!’ uit.
Bekruipt hem dan de lust om ook eens meê te praten,
't Komt weinig er op aan, gerijmd of ongerijmd;
Gezond verstand, och neen, dat kan hij achterlaten;
Een raauwe kreet, een grijns, en - pof! hij valt en zwijmt.
Ziedaar de cuur! - maar nu, de crisis is gekomen
(En daarom juist prijs ik de proef met nadruk aan).
De Doctor heeft bij tijds het ongeval vernomen;
Thans zal het reddingsuur voor dien rampzaalge slaan:
Een schok, een felle schok, een schok zoo als voordezen
Nooit stervling onderging, en straks is 't wonder daar!
Werd soms de Watervrees door 't water-zelv' genezen,
Hier helpt hij d' eenen Nar door d' andren, en 't is klaar:
Een gade, dood gewaand, een minnaar of meestresse,
Verlaten of vermoord in waarheid of in waan,
Een man of kind, het graf ontsnapt, komt, klaar van zesse,
Hem eensslags, als een spook, (hu! hu!) voor de oogen staan:
Hij staart, hij beeft, hij rilt, hij gilt, en - strekt zijn handen
Met zelfbewustzijn uit naar 't voorwerp, hem vertoond.
Maar, wie ten Schouwburg bragt zijn klinkende offeranden,
Hij wenscht zich dáár voor 't minst van razenden verschoond!
IJ.
Febr. 1848.
|
|