jegens de schoone sekse, in deszelfs onstandvastigheid en wispelturigheid. Reeds daarom verdient het opmerking, dat deze Schrijfster juist het tegenovergestelde, namelijk de vrouwelijke coquetterie, (wij hebben er geen eigenaardig woord voor en kunnen 't ook wel ontberen) tot het onderwerp van hare behandeling gekozen heeft. Zij schildert de coquetterie, zoo als zij zich openbaart in de jonge en schoone emelie, die aan achting waardige mannen en jongelingen aanvankelijk de hoop geeft van door haar bemind te worden, en deze daardoor beweegt om zich opentlijk te verklaren, maar hen dan met schampere en stekelachtige woorden afwijst en, door te pronken met hunne mislukte liefdeverklaring, hen aan de bespotting van hare bekenden prijs geeft. De eenige jonge man, dien zij gaarne tot echtgenoot zou gehad hebben, wordt gewaarschuwd tegen hare valschheid door eenen vriend, dien zij bedrogen had, en trekt zich nog bij tijds terug. Uit spijt huwt zij een' man, die veel ouder is dan zij, en die haar, in plaats van den verlorene geliefde, niets ander ter vergoeding verschaft, dan grooten rijkdom en een' schitterenden rang. Voor eene vrouw, die niet veel gevoel en, niettegenstaande hare uitwendige beschaving, niet veel kieschheid bezit, die zich in het bezit van hare kleinooden, kostbare kleeding en prachtige levenswijze en door de hulde, haar toegebragt door een om haar henen fladderend heir van aanbidders, gemakkelijk kan troosten over hare teleurstelling, komt zij er nog al redelijk af. Erger ging het met Mevrouw van hallingen. Na een twintigjaring afzijn, nadat zij zelve reeds de geachte en beminde echtgenoot van een aanzienlijk man was en moeder van beminnelijke en deugdzame kinderen, keert haar eerste, door haar trouweloos behandelde minnaar, de Overste van marsch, uit Oostindië terug, vestigt zich op een landgoed in de nabiheid der familie, en
knoopt een vriendelijk verkeer aan met zijne vroegere beminde en haar gezin. Die vriendschap evenwel was slechts schijnbaar, en had geen ander doel, dan zich op Mevrouw van hallingen boosaardiglijk te wreken wegens de teleurstelling, die zij hem had doen ondervinden. Nadat hij door zijne valsche vriendschapsbetuigingen haar vertrouwen in die mate gewonnen had, dat hij haar zelfs eene schriftelijke bekentenis in eenen brief had weten te ontlokken, dat zij niet haren onbeduidenden doch goedhartigen echtgenoot beminde, maar altijd den door haar, om welke reden dan ook, bedrogen minnaar had blijven liefhebben, eischt hij van haar, hem hare meestgeliefde dochter julia tot vrouw te geven, met bedreiging dat, indien hij in zijn aanzoek niet slaagt, hij aan haren echtgenoot en kinderen, ja aan de geheele wereld, haar valsch bestaan zal openbaren. Mevrouw van hallingen, door de vrees gedrongen, haalt julia over, om, ofschoon met tegenzin, de hand van van marsch aan te nemen. Julia, wier zwakke gezondheid door den dwang tot deze gehate verbindtenis reeds op het hevigste geschokt