Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 338]
| |
Referent las deze brochure met uitstekend genoegen. De ongenoemde Schrijver is blijkbaar een Protestant, maar zoodanig een als men wenschen mogt dat ze allen waren. De hoofdstrekking van zijn helder betoog is, zijne Roomschkatholieke landgenooten te overtuigen, dat zij evenzeer als de Protestanten reden hebben, om den Munsterschen Vrede, nu twee eeuwen geleden gesloten en bekrachtigd, met feestvierende erkentelijkheid te herdenken. Die Vrede toch was de wettige vestiging van den vrijen en onafhankelijken Nederlandschen Staat, en dus moet het staatkundig oogpunt bij de beschouwing daarvan op den voorgrond staan. Kan het al niet ontkend worden, dat de optreding van Nederland in de rij der onafhankelijke Staten, ten gevolge van dat traktaat, de vestiging van een' Staat insloot, waar de Hervormde Kerk de heerschende was, uit de Geschiedenis wordt hier aangetoond, hoe de loop der zaken en de geest des toenmaligen tijds dit medebragten, en hoe zulks minder het doel dan het noodzakelijk gevolg des Vredes was. Hadden de Roomschgezinde Nederlanders dier dagen, dus redeneert de Schrijver verder, niet in alles stof tot tevredenheid, - andere, zelfs de zusterlijkste Protestantsche Kerkgenootschappen, konden evenzeer klagen. Verder, de Generaliteitslanden waren pays conquis, in welke de overwinnaar doorgaans minder naar de regelen van eene bedaarde billijkheid dan naar willekeur vraagt. De klagt over vroegere onderdrukking worde ook niet overdreven. De Roomschgezinden zijn hier te lande niet alleen niet vervolgd, maar ook niet belemmerd in de ongehinderde uitoefening van hunne Godsdienst, wanneer men zich rustig hield, en geene gewelddadigheden elders aanleiding tot maatregelen gaven, die aanstonds werden opgeheven, wanneer de oorzaak weggenomen was. Verder wordt, als oorzaak tot dank bare herinnering van den genoemden Vrede voor de belijders van verschillende Godsdiensten, nader aangewezen, hoe hunne voorvaderen gezamentlijk in de weldaden van dien Vrede deelden, welke verademing van de langdurige spanning en inspanning gaf, een einde maakte aan lasten en kosten van velerlei aard, den Staat een eervollen rang onder de Mogendheden van Europa verschafte, en allen gelijkelijk in de voordeelen van handel en zeevaart deelen deed. Nu gaat de Schrijver tot het leveren van bewijzen over, | |
[pagina 339]
| |
dat voor de Roomschkatholieke Nederlanders in 1848 alle oorzaak van klagt is opgeheven, die hunne voorvaderen in 1648 en 1748 welligt mogen hebben geuit; en hij tracht de overtuiging te doen geboren worden, dat de tegenwoordige toestand te dezen een uitvloeisel van den Munsterschen Vrede zelven is; dat die Vrede, in de gevolgen, hoogst weldadig voor zijne R.K. landgenooten is geworden, en ook zij dus reden hebben om zich in het eeuwgetijde daarvan te verblijden. Meer kunnen wij, om niet te breedvoerig te worden, van deze brochure niet zeggen. Om er aller aandacht op te vestigen, om er de onbevooroordeelde lezing van aan te prijzen, is het geschrevene ook voldoende. Referent vernam, dat achtingwaardige en aanzienlijke mannen in den lande dit boekje reeds hunnen bijval geschonken hebben. Bij een' juisten blik op het verledene en tegenwoordige, bij een' geleidelijken en overtuigenden stijl, zal men een' echt verstandigen Christelijken zin daarin zien doorstralen, die geene vroegere feilen, door wie ook begaan, bewimpelt, maar die tevens schadelijke vooroordeelen poogt weg te nemen, met het loffelijk doel, dat belijders van verschillende godsdienstige begrippen elkander, op de grondslagen voor een nieuw gebouw van ware, gematigde, verstandige vrijheid, twee eeuwen na het bevestigen van de onafhankelijkheid des vaderlands, de broederhand reiken; opdat de wereld, te midden van hare beroeringen en omkeeringen, uit Nederland den jubeltoon hoore opgaan: Vrede en Verbroedering! De omstandigheden des tijds zullen wel onder de hoofdoorzaken behooren, om welke eene algemeene plegtige viering van het tweede eeuwfeest des Munsterschen Vredes, vooralsnog althans, achterwege blijft. Ref. vond het echter een gelukkig denkbeeld, het standbeeld voor den Vader des Vaderlands op den 5 Junij, den 200sten verjaardag van de afkondiging des Vredes hier te lande, op eene zoo eenvondigplegtige wijze, als geschied is, in te wijden. Anderen zijn van een verschillend gevoelen. Mogen ook zij, zoo mogelijk met onbevangen oordeel, het aangekondigd stukje lezen! |
|