| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Geschiedenissen des Bijbels, voor de Jeugd. Naar het Hoogduitsch van Dr. J.P. HebelTe Amsterdam, bij L.F.J. Hassels. 1847. In kl. 8vo. VI en 292 bl. f 2-:
In de tuinen van het Vorstelijk Kasteel te Karlsruhe wordt de vreemdeling aangenaam verrast door een eenvoudig en smaakvol gedenkteeken, aan de nagedachtenis van hebel door zijne vrienden en vereerders toegewijd, en de inwoner, die u daar, bij dat Monument aantreft, zal u met hooge ingenomenheid verhalen van den boerenknaap uit het Schwarzwald, die, tot den hoogen rang van Prelaat, of eersten Geestelijke van de Protestantsche kerk in Baden opgeklommen, zich aller liefde en achting heeft verworven, en die nu nog na zijnen dood, vooral door zijne Allemannische Gedichten in den mond en in het hart van zijn volk blijft leven. Een man uit en van het volk zijnde, heeft hij beter dan vele anderen den waren volkstoon getroffen, en eene ongewone populariteit verkregen, waarvan nu nog, ruim twintig jaren na zijnen dood, de velerlei grootere en kleinere uitgaven zijner werken, nu eens gezamentlijk, en dan weder afzonderlijk, het gevolg en het bewijs tevens zijn. In het vorige jaar zijn zijne Biblische Geschichten, reeds vroeger meermalen uitgegeven, in eene nieuwe Stereotype uitgaaf verschenen, welke als geheel aan de oorspronkelijke gelijk, is aangekondigd. Naar deze nieuwe en onveranderde uitgaaf is de vertaling bewerkt, die nu voor ons ligt, doch zijn, volgens het vooraangeplaatste woord van aanbeveling, eenige noodzakelijke wijzigingen aangebragt, die wel niet alle door ons noodzakelijk gekeurd zouden zijn, maar die nu mogen medewerken om het boek ook onder ons meer algemeenen ingang te doen vinden. Want dit wenschen wij, omdat ons in onze taal geene Bij- | |
| |
belsche Geschiedenis bekend is, die met zoo groote beknoptheid en betrekkelijke volledigheid, tevens zoo veel levendigheid en frischheid van toon vereenigt: waarom dit werkje, naar ons oordeel, geschikt is, om eene bij ons bestaande behoefte te vervullen: in zoo verre namelijk de Bijbel voor Kinderen
van c. schmid in 5 Deeltjes, en van der palm's Bijbel voor de Jeugd, in 24 Stukkken, geacht moeten worden, voor vele leerlingen te groote uitgebreidheid te hebben. Want anders wenschen wij deze in hunne soort voortreffelijke werken geenszins verdrongen of ter zijde gesteld te zien; dewijl de kinderlijke toon van het eerste en de rijkdom van het laatstgenoemde werk wel niet ligtelijk geëvenaard, en veel minder nog overtroffen zal worden. Maar zoo wie, al ware het alleen om de geldelijke kosten, of ook om het gemakkelijke overzigt van het geheel, meerdere beknoptheid verkieselijk acht, moge dit werkje aan kinderen van tien en twaalf jaren in handen geven, en hij zal, gelijk wij daarvan de proef genomen hebben, de voortreffelijkheid van deze Bijbelsche Geschiedenissen voor de Jeugd bij ervaring leeren kennen. Niet dat wij hier in alles het Ideaal verwezentlijkt zien, hetwelk ons voor den geest blijft zweven, en naar hetwelk, onder andere, ook eene duidelijke aanwijzing vereischt wordt van hetgeen de Bijbelsche Geschiedenis, als Geschiedenis van de Openbaring of van het Rijk van God, of nog liever als de Openbaring zelve van het goddelijke en geestelijke kennen doet. Wij behoeven slechts de namen van muntinghe, egelink en f.a. krummacher (Catechismus des Bijbels, met eene Voorrede van j.l. wolterbeek in onze taal uitgegeven) te noemen, om onze meening duidelijk te maken. Doch zoo lang aan dezen eisch, in eenen Bijbel voor de Jeugd, niet voldaan zal zijn, willen wij ons verblijden in het vele goede, dat ons in dit werkje wordt aangeboden.
Wij hebben de beknoptheid en betrekkelijke volledigheid van dit werkje geroemd. In twee gelijke afdeelingen worden namelijk de Geschiedenissen van het Oude en het Nieuwe Verbond, met enkele ingevoegde Bijbelspreuken en practicale leeringen, en in den toon van een godsdienstig en kin- | |
| |
derlijk gestemd gemoed verhaald. Van het Scheppingsverhaal en de Paradijsgeschiedenis tot op de gevangenschap van paulus te Rome en de Openbaringen aan johannes op Pathmos medegedeeld, vindt gij hier al het belangrijkste bijeen, wat de Bijbel verhaalt; zonder dat echter de helderheid en levendigheid der voorstelling aan eene hier onbereikbare, en daarom niet wenschelijke volledigheid wordt opgeofferd. Sommige bijzonderheden, als de torenbouw van Babel, de geschiedenis van simson en van esther, de verhalen der Apocryfe Boeken en nog al veel uit de Handelingen der Apostelen, gaat de Schrijver stilzwijgend voorbij. Met de meeste uitvoerigheid, gelijk behoort, wordt de geschiedenis van den Zaligmaker behandeld, en zijn vele gelijkenissen en sommige redenen en spreuken van onzen Heer daarbij opgenomen. Genoegzaam overal, en ook wel eens waar de tekstkritiek zulks had mogen ontraden, wordt de letter van de Schrift gevolgd; terwijl het aan de andere zijde niet ontbreekt aan proeven van meer vrije en min gewone bijbelverklaring. Doch wij willen het kenmerkende van het boek te dezen aanzien in eenige proeven doen kennen, en geven daarom de navolgende voorbeelden van gevoelens en meeningen, meestal met de eigene woorden van den Schrijver, doch natuurlijker wijze met vele verkorting, op.
Tot eva kwam eene met heerlijk glinsterende schubben voorziene en in fraaije kronkelingen zich wendende listige slang. - Op zekeren dag verwijderde zich henoch van de zijnen, en kwam niet meer terug. Daar hij een heilig man was, nam God hem tot zich. - Bij de Wetgeving op Sinaï kwam er eene stem uit de donderwolk en sprak: Ik ben de Heer, uw God. - De dochter van jephtha was even zacht van inborst als haar vader. - Welk eene inborst de jeugdige salomo medebragt tot den troon, spiegelde zich af in eenen droom, dien hij droomde bij den aanvang zijner regering. - Christus werd geboren in een stal, die welligt aan de herders toebehoorde. - De Geest van God daalde op jezus neder, gelijk eene duive, het zinnebeeld van zachtmoedigheid en vrede. - Een booze geest volgde jezus in de woestijn en bij de derde verzoo- | |
| |
king erkende de Heer met welk eenen hij te doen had. - Tot afscheid en aandenken gaf jezus aan nicodemus de schoone spreuk mede: alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat hij zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft. - Op zekeren tijd bragt de Engel het water van Bethesda in beweging. - In de Bergrede sprak jezus: ik zeg u, zweert ganschelijk niet: uw woord zij ja, ja, neen, neen: wat boven deze is, dat is uit den booze. - Talenten zijn de gaven en vermogens, welke God aan iederen mensch geeft, om ze tot zijn nut aan te wenden. - In de nachtelijke vergadering bij kajafas waren eenige Priesters en Raadsleden ter voorloopige beraadslaging bijeen, ten einde zij eenstemmig zouden zijn bij de veroordeeling, als aan den volgenden morgen regt over jezus gesproken zou worden. - Johannes op Pathmos dacht in den geest aan den dag des Heeren, dat wil zeggen:
aan 's Heeren toekomst.
Wij spraken van ingevoegde Bijbelspreuken en practicale leeringen. Ook daarvan deelen wij enkele voorbeelden mede. Na de ontmoeting en verzoening van jakob en ezau lezen wij: ‘Heere, Heere! God, barmhartig en genadig: langmoedig en groot van weldadigheid en waarheid, die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, die de ongeregtigheid en overtreding en zonde vergeeft, die den schuldige geenszins onschuldig houdt.’ - ‘Zoo er iemand tot u komt en zegt: ik wil u eenen droom verklaren, zegt dan tot den zoodanige: de uitlegging is van God; geef mij eerst zulke proeven van godsvrucht en regtschapenheid, als jozef in het huis van potiphar en in de gevangenis aan den dag legde, dan zal ik uwe verklaring ook aannemen, als van God afkomstig.’ - ‘Al wie spreuken der heilige Schrift, willens en wetens in eenen valschen zin verdraait, om daarmede de zonde te verschoonen, die drijft een Satans-werk en oefent booze kunst. Wie als jezus wil zijn, sterkt zich tegen de verzoeking door welbegrepen uitspraken van Gods woord, en is Gode en den heiligen Engelen welgevallig.’ - ‘Elke knaap, die simon of andreas, jacobus of johannes, philippus of thomas heet, bedenke dat hij zijnen naam tot aandenken en eere van eenen heiligen
| |
| |
Apostel draagt, en eveneens aan jezus christus door liefde en gehoorzaamheid getrouw blijven moet.’ - ‘Wanneer de booze geest ons (als judas) verleiden wil tot eene slechte daad, stort hij eerst wraakzucht, ijverzucht of geldgierigheid in ons gemoed.’
Wij hebben deze voorbeelden opgegeven, meer om den geest en strekking van het boek te doen kennen, dan om er ons oordeel over uit te spreken, hoewel wij niet aarzelen, in het algemeen onze goedkeuring daaraan te geven. Over hetgeen bij de vertaling gewijzigd is geworden, willen wij niet redetwisten. Ieder, die een werk overbrengt, zal wel het een en ander daarin vinden te wijzigen, en dit zal, naar het onderscheidene standpunt, voor iederen vertaler of bewerker verschillende zijn. Maar bij de vrijheid, die de Vertaler zich veroorloofd heeft, verstaan wij niet, waartoe de vermelding van de onveranderde Hoogduitsche uitgaaf, op den titel dienen moet. Bij eenen herdruk, dien wij wenschelijk en ook niet onwaarschijnlijk achten, zouden wij den Vertaler nog op sommige bijzonderheden oplettend willen maken; waarbij wij echter te eerder ons tot weinige bepalen, omdat de Schrijver van het woord van aanbeveling, indien ten minste zijn naam, alleen door de initiale T. aangeduid, ons naar waarheid genoemd is, onze voorlichting niet behoeft, om, als hij met de pen in de hand het werkje doorloopen wil, de noodige veranderingen en verbeteringen daarbij op te teekenen. Het volgende moge daarom volstaan. Gen. VIII:7 achten wij den gewonen tekst verkieselijk boven de vertaling der Septuaginta en de Vulgata, die den raaf niet laten wederkeeren. - Gen. XXIV:60 zijn de duizende millioenen eene vergrooting van sommige overzettingen, en tot zoo vele Myriaden of tienduizenden te reduceren. - Gen. XLII:21 wijst aan, dat de broeders jozef niet vergeten hadden. - Het zout, op de puinhoopen eener verwoeste stad gestrooid, diende wel niet, om het onkruid te spoediger te doen groeijen. - De opmerking omtrent de onverbrekelijkheid eener gelofte moet met meerdere bedachtzaamheid en juistheid gesteld worden, dan hier, bl. 73 is geschied. - 2 Sam, XVII:28 is het woord,
het- | |
| |
welk 1 Kon. VII:50 teregt vertaald wordt schalen, beter te verstaan van tapijten of kleeden. - Voor centenaar behouden wij liever het meer gewone woord talent. Die benaming, van het gewigt ontleend, bleef ook later behouden, toen het geld niet meer gewogen, maar geteld werd. Een dienaar, die tienduizend talenten aan zijnen Koning verschuldigd kan zijn, moet wel een hooggeplaatst ambtenaar zijn. Vergel. bl. 129, 218, 222. - Luk. I:48 wordt niet gesproken van de nederigheid, maar van de geringheid en vernederden toestand van maria. - Mark. XVI:12 zegt niet zoo veel, als in onze taal door eene andere gestalte wordt aangeduid. - Wanneer Luk. XXIV:29 aan een algemeen verblijf voor reizigers en vreemdelingen gedacht moet worden, mag dit wel niet zonder nadere omschrijving de herberg worden genoemd. - Fil. II:9 moet wel volgens de betere lezing vertaald worden: God heeft hem den naam gegeven, die boven alle namen is. - Wanneer aan kinderen verhaald wordt, dat de Bijbelboeken reeds vóór meer dan 200 jaren in onze taal zijn overgebragt, (behalve dat dit eigenlijk de Staten-overzetting betreft, die toch de oudste niet is,) mag er wel bijgevoegd worden, dat zij vóór vele eeuwen reeds geschreven en bijeenverzameld zijn.
De Vertaler heeft in waarheid zich van zijne taak wèl gekweten. De taal is doorgaande zuiver en de stijl vloeijende: En toch zouden wij bij eenen herdruk liever, dan hetgeen door hem geschreven is, willen lezen: bl. 1 steengrond en vruchtbare aarde; bl. 2 de zon wierp hare stralen op de nog onbewoonde aarde; bl. 50 het erfelijk of voorouderlijke graf; bl. 91 david droeg slechts zijn herderskleed; bl. 97 een goed woord vindt ook eene goede plaats; bl. 211 gemeenschap te oefenen met God; bl. 221 alle menschen, die onder het bereik mijner liefde zijn, heb ik als mijne naasten te erkennen; bl. 253 de menschen hadden jezus' intogt in Jeruzalem met hunne Hosanna's verheerlijkt; bl. 256 de smarten van den lijder hadden een einde genomen. - Sed claudite jam rivos.
Wij eindigen met den wensch, dat Ouders en Onderwij- | |
| |
zers voor hunne kinderen on leerlingen winste doen met het vertaalde werk van hebel, totdat te eeniger tijd eene oorspronkelijke Bijbelsche Geschiedenis van gelijke beknoptheid en, zoo mogelijk, nog meerdere voortreffelijkheid het geb uik van deze vrucht der uitlandsche letterkunde ongepast en onnoodig makc. Wie onder ons tot zoodanigen arbeid inwendige roeping gevoelt, volge haar op, en geloove, dat zijn arbeid niet ijdel zal zijn in den Heer. |
|