Anecdote van Napoleon en Madame de Pleury.
Te Rome stierf verleden jaar eene der beroemdste vrouwen uit onzen tijd, de Hertogin de fleury namelijk, die op het eind der achttiende eeuw, in dien tijd, toen de weelde geen' toom, de schoonheid geen' sluijer en de liefdedrift geen' hartstogt kende, eene zeer beduidende rol gespeeld heeft. Zij behoorde tot de gepoederde, geparfumeerde en geblankette dames van het Fransche hof, die zoo voortreffelijk de groote komedie van lonken, lagchen en met den waaijer manoeuvreren verstonden. Haar naam komt in alle Mémoires over dat tijdvak voor. Men moet erkennen, dat haar hart niet tot de bestendigste behoorde: tweemaal huwde zij, en tweemaal liet zij zich scheiden. Zij was het, tot wie napoleon eens de bekende bruske vraag rigtte: ‘Bemint gij de mannen nog altijd, Madame?’ Bedaard gaf zij het op het onwellevende der vraag zinspelend antwoord: ‘Ja, Sire, wanneer zij beleefd zijn.’